Verlaging voorschotpercentage TEK

De regeling tegemoetkoming energiekosten (TEK) is op 21 maart opengesteld. In verband met een daling van

De regeling tegemoetkoming energiekosten (TEK) is op 21 maart opengesteld. In verband met een daling van de energieprijzen heeft de minister van EZK het voorschotpercentage voor de TEK verlaagd. Om het risico van terugbetalingen te beperken is het voorschot dat ondernemers krijgen verlaagd van 50 naar 35%. De wijziging van het voorschotpercentage heeft geen invloed op de hoogte van het subsidiebedrag waarop een ondernemer recht heeft.

Afschaffing lage-inkomensvoordeel ter consultatie gelegd

De Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) is bedoeld als stimulans voor werkgevers om mensen in dienst te

De Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) is bedoeld als stimulans voor werkgevers om mensen in dienst te nemen met afstand tot de arbeidsmarkt. Een van de tegemoetkomingen in de Wtl is het lage-inkomensvoordeel (LIV). De minister van SZW heeft een wetsvoorstel ter consultatie gepubliceerd om het LIV per 1 januari 2025 af te schaffen. Het wetsvoorstel bevat verder een aantal verbeteringen in de werking van de loonkostenvoordelen. Deze zouden per 1 januari 2026 in werking moeten treden. Belangstellenden kunnen reageren via https://www.internetconsultatie.nl/wijzigingwettegemoetkomingenloondomein/b1

Wijziging subsidiemodule Advies en ondersteuning verduurzamingsmaatregelen mkb

De minister voor Klimaat en Energie heeft de subsidiemodule Advies en ondersteuning

De minister voor Klimaat en Energie heeft de subsidiemodule Advies en ondersteuning verduurzamingsmaatregelen mkb gewijzigd. De subsidieregeling geldt voor mkb-ondernemingen, die niet onder de energiebesparingsplicht vallen. Zij kunnen subsidie krijgen voor professioneel advies en ondersteuning voor het nemen van verduurzamingsmaatregelen. In verband met oneigenlijk gebruik is de subsidieregeling in 2022 stopgezet. De regeling is aangepast om oneigenlijk gebruik tegen te gaan.

De energieadviseur dient over voldoende ervaring te beschikken om voor subsidie in aanmerking te komen. De eisen hebben betrekking op de persoon die het advies geeft en niet op de onderneming waar hij werkzaam is. Ook de regels voor het advies, waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, zijn strenger geworden. Verder dient het energieverbruik van de mkb-onderneming meer gedetailleerd in kaart te worden gebracht. Zo moet het energieverbruik van ieder apparaat, dat in het voorgaande jaar verantwoordelijk was voor meer dan 5% van het totale energieverbruik, worden vastgelegd. De energieadviseur moet voor ieder van deze apparaten één of meer verduurzamingsmaatregelen beschrijven. Doet hij dat niet dan moet hij onderbouwen waarom hij voor een machine geen maatregel adviseert.

Alleen adviezen, die worden opgesteld na 31 maart 2023, komen voor subsidie in aanmerking.

De activiteiten waarmee de energieadviseur de mkb-onderneming kan ondersteunen bij het nemen van verduurzamingsmaatregelen zijn aangepast. Ondersteuningsactiviteiten moeten rechtstreeks verband houden met de uitvoering van verduurzamingsmaatregelen. De volgende activiteiten zijn niet meer subsidiabel:

  • het opstellen van een financierings- of een stappenplan;
  • de ondersteuning bij het aanschaffen en installeren van materialen of diensten.

Na de wijziging van de regeling kan een mkb-onderneming aparte aanvragen indienen voor advies en voor ondersteuning. In dat geval moet het bewijs voor het uitvoeren van verduurzamingsmaatregelen op verschillende maatregelen zien. Als de onderneming de aanvragen tegelijk indient, mogen de aanvragen dezelfde maatregelen betreffen.

De regeling is opengesteld vanaf 1 april tot en met 30 september 2023. Het subsidieplafond voor 2023 bedraagt € 14 miljoen.

Internetconsultatie wijziging bijzondere regimes

De staatssecretaris heeft een wetsvoorstel met wijzigingen voor enkele bijzondere regimes in de

De staatssecretaris heeft een wetsvoorstel met wijzigingen voor enkele bijzondere regimes in de vennootschapsbelasting ter consultatie gelegd. Het betreft de regimes voor fiscale beleggingsinstellingen, fondsen voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstellingen. De wijzigingen betreffen:

  1. het uitsluiten van directe beleggingen in onroerende zaken door fiscale beleggingsinstellingen,
  2. de voorwaarden voor fiscale transparantie voor fondsen voor gemene rekening, en
  3. een beperking van het regime voor vrijgestelde beleggingsinstellingen tot gereglementeerde fondsen in het kader van de Wet Financieel Toezicht.

De wijzigingen voor fondsen voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstellingen moeten op 1 januari 2024 ingaan. De wijzigingen voor fiscale beleggingsinstellingen moeten in werking treden per 1 januari 2025.

Fiscale beleggingsinstellingen

Voor fiscale beleggingsinstellingen geldt onder voorwaarden een tarief van 0% in de vennootschapsbelasting. Volgens het voorstel wordt het per 1 januari 2025 verboden voor een fiscale beleggingsinstelling om rechtstreeks te beleggen in onroerende zaken. Er komt een tijdelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting om een beleggingsinstelling belastingneutraal om te zetten in een fiscaal transparant fonds voor gemene rekening.

Fondsen voor gemene rekening

De voorwaarden waaronder een fonds voor gemene rekening fiscaal als transparant wordt aangemerkt, worden in overeenstemming gebracht met internationale normen. Een fonds voor gemene rekening is niet transparant als het een gereguleerd fonds in de zin van de Wet Financieel Toezicht is en bewijzen van deelgerechtigdheid verhandelbaar zijn. In andere gevallen is het fonds fiscaal transparant.

Vrijgestelde beleggingsinstellingen

Het is de bedoeling om het regime voor de vrijgestelde beleggingsinstellingen vanaf 1 januari 2024 te beperken tot uitsluitend gereglementeerde instellingen in het kader van de Wet Financieel Toezicht. Onder het regime voor vrijgestelde beleggingsinstellingen is direct beleggen in vastgoed overigens niet toegestaan, zodat de gevolgen van deze regel voor de vastgoedsector beperkt zijn.

Internetconsultatie

Tot 5 april 2023 kan worden gereageerd op het wetsvoorstel. Het is de bedoeling om het wetsvoorstel na verwerking van reacties op de consultatie op Prinsjesdag aan te bieden aan de Tweede Kamer.

Forfaitaire rendementspercentages 2022

Bij de bepaling van het voordeel uit sparen en beleggen op grond van de Wet rechtsherstel box 3 wordt het

Bij de bepaling van het voordeel uit sparen en beleggen op grond van de Wet rechtsherstel box 3 wordt het vermogen onderverdeeld in drie categorieën: banktegoeden, schulden en overige bezittingen. Na de verdeling van het vermogen over de drie verschillende vermogenscategorieën wordt het rendement over het vermogen forfaitair bepaald. Voor elke vermogenscategorie geldt een eigen forfaitair rendementspercentage.

Het forfaitaire rendementspercentage voor banktegoeden voor het kalenderjaar 2022 is vastgesteld op 0,0%. Dit percentage is berekend aan de hand van het gemiddelde maandelijkse rentepercentage op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden over de eerste elf kalendermaanden van 2022.

Het forfaitaire rendementspercentage voor schulden voor 2022 is vastgesteld op 2,28%. Dit is gebaseerd op het gemiddelde maandelijkse rentepercentage over het totale uitstaande bedrag aan woninghypotheken van huishoudens over de periode van 1 januari tot en met 30 november 2022.

Overtollige liquiditeiten onderneming

De vraag of een vermogensbestanddeel ondernemingsvermogen of privévermogen vormt, is in beginsel

De vraag of een vermogensbestanddeel ondernemingsvermogen of privévermogen vormt, is in beginsel afhankelijk van de wil van de ondernemer. Zijn keuzevrijheid wordt beperkt door de grenzen van de redelijkheid. Die grenzen worden overschreden als hij duurzaam overtollige liquide middelen, die in de onderneming geen functie hebben, tot het ondernemingsvermogen rekent.

De ondernemer mag naast de liquide middelen voor de financiering van de lopende bedrijfsuitgaven en de te verwachten investeringen ook liquide middelen aanhouden ter dekking van risico’s en tot opbouw en instandhouding van reserves. De aard en omvang van de onderneming speelt daarbij een rol. Het is aan de Belastingdienst om aannemelijk te maken dat en tot welk bedrag sprake is van duurzaam overtollige liquide middelen.

Bij de behandeling van de aangiften IB 2017 en 2018 van een ondernemer heeft de Belastingdienst een groot deel van de in de onderneming aanwezige liquide middelen als overtollig aangemerkt. Over 2017 hield de Belastingdienst rekening met een reservering voor de aanschaf van een auto van € 28.000 bij de bepaling van de hoeveelheid liquide middelen die tot het ondernemingsvermogen zijn gerekend. Voor 2018 heeft de Belastingdienst rekening gehouden met een reservering voor de auto van € 60.000. In de procedure voor de rechtbank Den Haag heeft de Belastingdienst gesteld dat over 2017 de reservering voor de auto met € 32.000 verhoogd dient te worden. De rechtbank heeft dat overgenomen. 

Gelet op de omvang van de onderneming, de sinds 2014 dalende omzet en de weinig concrete plannen met betrekking tot toekomstige investeringen is de Belastingdienst naar het oordeel van de rechtbank geslaagd in de bewijslast dat de liquide middelen grotendeels overtollig waren. De ondernemer heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een andere conclusie zouden leiden.

Keuze te laat gemaakt

Ingekomen werknemers, die onder de 30%-regeling voor de loonbelasting vallen, kunnen kiezen voor

Ingekomen werknemers, die onder de 30%-regeling voor de loonbelasting vallen, kunnen kiezen voor gedeeltelijke buitenlandse belastingplicht voor de inkomstenbelasting. Door die keuze zijn zij vrijgesteld van de belastingheffing in box 3, met uitzondering van in Nederland gelegen onroerende zaken. De keuze geldt voor het gehele kalenderjaar, maar ten hoogste voor de periode waarin de 30%-regeling van toepassing is. De keuze wordt gedaan bij de aangifte inkomstenbelasting en kan herzien worden zolang de definitieve aanslag nog niet onherroepelijk vaststaat. De vermelding van box-3-vermogen in de aangifte impliceert dat de belastingplichtige niet kiest voor behandeling als partieel belastingplichtige.

Een belastingplichtige diende de herziene aangifte, waarin de keuze voor gedeeltelijke buitenlandse belastingplicht alsnog werd gedaan, tien maanden na het tijdstip, waarop de aanslag over het belastingjaar vaststond, in. De rechtbank Noord-Holland is van oordeel dat geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De aanslag is opgelegd terwijl de belastingplichtige in het buitenland verbleef. Door de lockdown kon de belastingplichtige niet eerder dan kort voor het einde van de bezwaartermijn terugkeren naar Nederland. Volgens de rechtbank was het dus mogelijk om tijdig bezwaar te maken. De keuze voor partiële buitenlandse belastingplicht is te laat gemaakt.

Subsidieregelingen energie-innovatie en verduurzaming

Dit voorjaar stelt het ministerie van EZK meerdere subsidieregelingen open voor

Dit voorjaar stelt het ministerie van EZK meerdere subsidieregelingen open voor energie-innovatieprojecten en voor verduurzaming van de industrie. In totaal is een budget beschikbaar van € 270 miljoen.

Er gaat € 74 miljoen naar de regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+). Deze regeling ondersteunt bedrijven en kennisinstellingen bij het uitvoeren van innovatieve pilot- en demonstratieprojecten, die leiden tot CO2-reductie in 2030. De projecten moeten bijdragen aan een CO2-vrij elektriciteitssysteem, een aardgasvrije gebouwde omgeving of een klimaatneutrale en circulaire industrie. De regeling staat open van 15 maart 2023 tot en met 31 augustus 2023.

Voor de regeling Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI) is € 138 miljoen beschikbaar. Deze regeling is bedoeld voor investeringen in CO2-besparende maatregelen waarvan de werking bewezen is, maar die nog niet rendabel zijn of een hoge terugverdientijd hebben. De VEKI is aan te vragen van 15 maart 2023 tot en met 9 januari 2024.

Daarnaast worden de Hernieuwbare Energieregeling (HER+) en tenders voor de Topsector Energie (TSE) dit voorjaar opengesteld. Deze regelingen moeten er voor zorgen dat de energietransitie betaalbaar wordt en stimuleren innovaties in de industrie op het gebied van circulaire economie.

De regelingen worden uigevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).

Besluit rechtsherstel gaat Hof Arnhem-Leeuwarden niet ver genoeg

De belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting blijft de gemoederen bezig houden. Na het

De belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting blijft de gemoederen bezig houden. Na het kerstarrest van de Hoge Raad kwam de staatssecretaris van Financiën met het Besluit rechtsherstel box 3. Dat besluit moet belastingplichtigen, die tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting, het door de Hoge Raad voorgeschreven rechtsherstel bieden.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft onlangs geoordeeld dat het besluit in sommige situaties niet ver genoeg gaat. De procedure betrof iemand met een aanzienlijk vermogen in box 3. Een groot deel daarvan bestond uit spaargeld. De inkomstenbelasting in box 3 over 2018 bedroeg volgens de aanslag € 15.939. Met toepassing van het besluit rechtsherstel heeft de inspecteur de belasting in box 3 ambtshalve verminderd tot € 4.790.

Volgens het hof is onvoldoende rechtsherstel geboden. Het werkelijk behaalde rendement in 2018 bedroeg € 1.195. Dat was beduidend lager dan het rendement waarmee rekening is gehouden bij de toepassing van het besluit van € 15.967. Het hof heeft de box 3-heffing nader vastgesteld op € 358. Het hof heeft bij de vaststelling van het rendement in box 3 geen rekening gehouden met het in 2018 geleden koersverlies op beleggingen.

Gezien de financiële situatie van de belanghebbende was een verdere verlaging van de belastingheffing op grond van een individuele en buitensporige last niet aan de orde.

Beantwoording Kamervragen box 3

In de Tweede Kamer zijn vragen gesteld aan de staatssecretaris van FinanciËn naar aanleiding van een

In de Tweede Kamer zijn vragen gesteld aan de staatssecretaris van Financiën naar aanleiding van een oproep van het Register Belastingadviseurs om bezwaar te maken tegen de box 3-heffing.

De staatssecretaris is van mening dat het geboden rechtsherstel aansluit bij het oordeel van de Hoge Raad dat een forfaitair stelsel de werkelijkheid moet trachten te benaderen. Voor belastingplichtigen met hoofdzakelijk spaargeld lijkt dat te zijn gelukt. De spreiding in het rendement op spaargeld is beperkt en het forfait voor spaargeld is voor de jaren 2017-2022 vrijwel nihil. Het staat belastingplichtigen met een lager rendement dan het forfaitair bepaalde vrij om bezwaar te maken. De staatssecretaris is van mening dat met de nieuwe wettelijke regeling naar redelijkheid uitvoering wordt gegeven aan het Kerstarrest. De Belastingdienst zal bezwaarschriften, waarin gevraagd wordt om een ander rechtsherstel dan uit de wet Rechtsherstel box 3 volgt, afwijzen.

Het is onwenselijk dat belastingplichtigen tegen iedere belastingaanslag bezwaar maken om te voorkomen dat zij recht hebben op compensatie wanneer achteraf blijkt dat er te veel belasting is betaald. Naar aanleiding van een motie doet de staatssecretaris onderzoek naar de werking en mogelijkheden tot verbetering van de massaalbezwaarprocedure. Dit voorjaar zal de staatssecretaris de Tweede Kamer informeren over de voortgang van dit onderzoek.

Verder wordt op dit moment onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor verdere verfijning van het bestaande forfaitaire stelsel op kortere termijn. De staatssecretaris zal de uitkomsten van dat onderzoek vóór 1 mei 2023 naar de Tweede Kamer sturen.

In een aantal procedures is beslist dat het Besluit rechtsherstel box 3 de betreffende belastingplichtige onvoldoende rechtsherstel biedt. Tegen die beslissingen is of wordt cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad.