Ondanks gedeeltelijke sloop is karakter woning niet verloren gegaan

In het jaar 2018 gold voor de verkrijging van een woning een tarief voor de overdrachtsbelasting van 2%.

In het jaar 2018 gold voor de verkrijging van een woning een tarief voor de overdrachtsbelasting van 2%. Voor andere onroerende zaken bedroeg het tarief 6%. De Wet Belastingen van Rechtsverkeer omvat geen definitie van het begrip woning. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel ter invoering van het verlaagde tarief staat dat onder woningen worden verstaan onroerende zaken, die op het moment van de juridische overdracht naar hun aard zijn bestemd voor bewoning. Bij twijfel of een onroerende zaak naar zijn aard bestemd is voor bewoning is mede van belang of de gemeente aan de onroerende zaak een woonbestemming heeft gegeven.

De vraag in een procedure voor Hof Arnhem-Leeuwarden was of de verkrijging van een gedeeltelijk gesloopte woning al dan niet onder het lage tarief voor de overdrachtsbelasting viel. Op het moment van de verkrijging waren nog ruimtes aanwezig die deel hebben uitgemaakt van een woning. Tussen partijen was niet in geschil dat deze ruimtes in het verleden zijn aangewend voor bewoning en publiekrechtelijk altijd bestemd zijn geweest voor bewoning. De omstandigheid dat bewoning van deze ruimtes op het moment van overdracht feitelijk onmogelijk was door verval of gedeeltelijke sloop, is volgens het hof onvoldoende voor de conclusie dat deze ruimtes daardoor naar hun aard niet langer zijn bestemd voor bewoning.

Aanvullende koopkrachtmaatregelen 2022

Het kabinet heeft een aantal maatregelen aangekondigd in verband met de gestegen

Het kabinet heeft een aantal maatregelen aangekondigd in verband met de gestegen energieprijzen.

Ongeveer 800.000 huishoudens met een inkomen op of net boven het sociaal minimum kwamen al in aanmerking voor een tegemoetkoming van circa € 200. De gemeenten keren deze bedragen uit. Het kabinet verhoogt dit bedrag met € 600. De btw op energie (aardgas, elektriciteit en stadsverwarming) wordt per 1 juli 2022 tijdelijk verlaagd van 21 naar 9%. Deze maatregel geldt tot 1 januari 2023. Het kabinet is in gesprek met de energiebranche om het effect van de verlaging zo snel mogelijk bij huishoudens terecht te laten komen. De accijns op benzine en diesel wordt per 1 april tijdelijk verlaagd met 21%. Als gevolg daarvan daalt het accijnstarief van benzine met 17,3 cent en het accijnstarief van diesel met 11,1 cent per liter. De accijnsverlaging gaat ook gelden voor lng en lpg. Voor deze brandstoffen bedraagt de accijnsverlaging 4,1 cent per liter. De verlaging van de accijnzen geldt tot 1 januari 2023.

In het najaar is door het vorige kabinet € 150 miljoen beschikbaar gesteld aan gemeenten om kwetsbare huishoudens te ondersteunen bij het nemen van energiebesparende maatregelen. In aanvulling daarop wordt nogmaals € 150 miljoen beschikbaar gesteld uit de middelen die in het Coalitieakkoord zijn gereserveerd voor energiebesparing van huishoudens.

Om het effect van de stijgende energieprijzen ook in het Caribisch deel van het Koninkrijk te dempen wordt € 5 miljoen beschikbaar gesteld.

Geen naheffing parkeerbelasting na overschrijding maximale parkeertijd

De Gemeentewet bepaalt dat gemeenten parkeerbelasting kunnen heffen. Het college van burgemeester en

De Gemeentewet bepaalt dat gemeenten parkeerbelasting kunnen heffen. Het college van burgemeester en wethouders kan in de gemeentelijke belastingverordening aangeven op welke plaatsen en tijdstippen parkeerbelasting verschuldigd is.

In een gemeentelijke belastingverordening is aangegeven dat parkeren op een zekere plaats tegen betaling op aangifte is toegestaan voor een maximale parkeerduur van een uur. Aan een parkeerder werd een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd na overschrijding van de maximale parkeerduur. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is de naheffingsaanslag terecht opgelegd, omdat de verschuldigde parkeerbelasting niet was betaald. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd. Volgens de Hoge Raad hoefde de belanghebbende na het eerste uur geen parkeerbelasting te betalen, omdat de parkeerduur is beperkt tot een uur. Naheffing van parkeerbelasting voor de periode na het verstrijken van de maximale parkeerduur is niet mogelijk. De mogelijkheid tot naheffing is wettelijk beperkt tot belasting die op aangifte behoort te worden voldaan, maar niet is betaald.

Box 3 en individuele en buitensporige last

Hof Amsterdam heeft onlangs uitspraak gedaan in een procedure over de belastingheffing in box 3 over de

Hof Amsterdam heeft onlangs uitspraak gedaan in een procedure over de belastingheffing in box 3 over de jaren 2015 tot en met 2018. Het hof heeft onderzocht of in die jaren voor de belanghebbende sprake was van een individuele en buitensporige last. Als dat het geval zou zijn, is dat in strijd met het recht op het ongestoorde genot van eigendom. Voor de jaren 2015 en 2016 heeft het hof onderzocht of de vermogensrendementsheffing van box 3 op stelselniveau in strijd is met het recht op het ongestoorde genot van eigendom. De Hoge Raad heeft in een arrest uit 2021 voor het jaar 2016 geoordeeld dat strijdigheid van de vermogensrendementsheffing op stelselniveau met dit recht niet tot vernietiging of verlaging van de aanslag kan leiden. Naar het oordeel van het hof geldt dit ook voor het jaar 2015.

Volgens een eerder arrest van de Hoge Raad over de vermogensrendementsheffing in 2013 en 2014 moeten bij de beoordeling of sprake is van een individuele en buitensporige last de gevolgen van de vermogensrendementsheffing worden bezien in samenhang met de gehele financiële situatie van de belanghebbende.

Daarbij moet ook in aanmerking worden genomen of een belastingplichtige een zodanig laag inkomen heeft, dat hij op zijn vermogen moet interen om de belasting te voldoen. Volgens de Hoge Raad kan de wetgever met een belasting naar inkomen geen heffing bedoelen waardoor de belastingplichtige op zijn vermogen moet interen om de verschuldigde belasting te kunnen voldoen. De Hoge Raad lijkt in een situatie waarin de vermogensrendementsheffing niet hoger is dan het werkelijke rendement op het vermogen geen ruimte te zien voor het oordeel dat zich een individuele en buitensporige last voordoet.

Het werkelijke rendement over 2015 van de belanghebbende was hoger dan de geheven vermogensrendementsheffing. Daarom was volgens het hof in dit jaar geen sprake van een individuele en buitensporige last. In 2016 bedroeg de vermogensrendementsheffing € 7.159 bij een werkelijk rendement van € 4.827. Het inkomen van de belanghebbende en zijn partner was na betaling van belastingen ongeveer gelijk aan de bijstandsnorm. Daarmee was volgens het hof ook voor het jaar 2016 geen sprake van een individuele en buitensporige last. Het hof baseerde dat oordeel op de gehele financiële situatie van de belanghebbende. Van belang vond het hof dat de belanghebbende een eigen woning had, waarop geen hypotheek rustte, waardoor de woonlasten beperkt waren. Ten opzichte van 2015 waren de bank- en spaartegoeden en de beleggingen in waarde toegenomen.

Ook voor de jaren 2017 en 2018 was van een individuele en buitensporige last geen sprake, ondanks dat zich een negatief verschil van het besteedbaar inkomen ten opzichte van de bijstandsnorm voordeed van circa € 3.000.

Verhoging uitkeringspercentage betaald ouderschapsverlof aangekondigd

De minister van SZW heeft een ontwerpbesluit, waarin de uitkering van betaald ouderschapsverlof wordt

De minister van SZW heeft een ontwerpbesluit, waarin de uitkering van betaald ouderschapsverlof wordt verhoogd van 50 naar 70% van het loon, naar de Tweede Kamer gestuurd. De voorlegging van het ontwerpbesluit geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven procedure van de Wet betaald ouderschapsverlof. De verhoging zal per 2 augustus 2022 worden doorgevoerd.

Verlaging schenkingsvrijstelling eigen woning per 1 januari 2023

Het kabinet heeft besloten de hoge schenkingsvrijstelling voor de eigen woning, de zogenaamde jubelton,

Het kabinet heeft besloten de hoge schenkingsvrijstelling voor de eigen woning, de zogenaamde jubelton, per 1 januari 2023 te verlagen tot € 27.231. De verlaging loopt vooruit op de afschaffing van de jubelton per 1 januari 2024. Na verlaging is het bedrag van de schenkingsvrijstelling eigen woning gelijk aan de eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen in de leeftijd tussen 18 en 40 jaar oud. Het is niet mogelijk om de verlaagde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning te benutten voor een schenking van ouders aan kinderen naast de eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen.

Het verlagen van de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning zal worden opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2023.

Gezamenlijke verkrijging economische eigendom woning

Overdrachtsbelasting wordt geheven ter zake van de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken.

Overdrachtsbelasting wordt geheven ter zake van de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken. Er geldt een vrijstelling van overdrachtsbelasting voor toedeling van een onroerende zaak, die gezamenlijk is verkregen, aan een van de oorspronkelijke verkrijgers.

In een procedure over de overdrachtsbelasting heeft de Hoge Raad geoordeeld dat onder gezamenlijke verkrijging door samenwoners ook moet worden verstaan de gezamenlijke verkrijging van de economische eigendom van een onroerende zaak. De omstandigheid dat de onroerende zaak juridisch eigendom is van één van de samenwoners staat volgens de Hoge Raad niet aan toepassing van de vrijstelling in de weg. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Het hof moest onderzoeken of de belanghebbende bij de levering van de woning aan haar vroegere partner voor 40% economisch eigenaar van de woning is geworden. In het convenant dat is opgemaakt bij de beëindiging van de relatie en het samenwonen is als uitgangspunt vastgelegd dat van het totale vermogen 40% aan de belanghebbende en 60% aan haar vroegere partner is toegekomen. De onroerende zaak is bij de verdeling van het vermogen toebedeeld aan de belanghebbende.

Uit een arrest van de civiele kamer van de Hoge Raad uit 1987 volgt dat voor het antwoord op de vraag of tussen samenlevende partners enige gemeenschap van goederen bestaat, beslissend is wat zij dienaangaande uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn overeengekomen. In het convenant is expliciet vermeld dat de facto een gemeenschap van goederen is ontstaan. De ex-partner heeft in een schriftelijke verklaring bevestigd dat de intentie van partijen was om al hun bezittingen als gemeenschappelijk te beschouwen. De verdeling van de waarde van de bezittingen in het convenant sluit volgens het hof aan bij de inkomensverhouding zoals deze tijdens de periode van samenwonen is geweest. Gelet op de feitelijke gang van zaken tijdens het samenwonen en de verklaring van de belanghebbende en de ex-partner, is het hof van oordeel dat de belanghebbende vanaf de verkrijging van de woning voor 40% economisch eigenaar is geweest. Dit betekent dat zij met recht een beroep op de vrijstelling van overdrachtsbelasting kan doen.

Regeling TVL eerste kwartaal 2022 gepubliceerd

De Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022 is

De Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022 is gepubliceerd in de Staatscourant. Voorwaarde voor subsidie is een omzetverlies van ten minste 30% ten opzichte van de referentieperiode. De subsidie bedraagt 100% van het berekende bedrag aan vaste lasten, met een maximum van € 550.000 voor het mkb en € 600.000 voor grote ondernemingen.

De referentieperiode voor de vaststelling van het omzetverlies is naar keuze van de ondernemer het eerste kwartaal van 2019 of het eerste kwartaal van 2020. Het eerste kwartaal van 2019 was nog voor de coronapandemie en is aldus een representatief referentiekwartaal. In het eerste kwartaal van 2020 waren er geen beperkende maatregelen, behalve in de laatste twee weken van het kwartaal.

Bedrijven, die na 31 december 2018 maar voor 1 oktober 2019 zijn gestart, kunnen het eerste kalenderkwartaal van 2020 als referentiekwartaal gebruiken. Zij kunnen ook kiezen voor het eerste volledige kalenderkwartaal na inschrijving in het handelsregister. Ondernemingen, die na 30 september 2019 in het handelsregister zijn ingeschreven, kunnen kiezen voor het derde kwartaal van 2020 of het eerste kwartaal na inschrijving. Voor ondernemingen, die na 30 maart 2020 zijn ingeschreven in het handelsregister, geldt het derde kwartaal van 2020 als referentieperiode.

Aanvragen voor de TVL over het eerste kwartaal van 2022 kunnen worden ingediend tot en met 31 maart 2022 om 17.00 uur.

De hardheidsclausule voor de TVL voor het vierde kwartaal van 2021 voor ondernemers, die in de referentiekwartalen door zwangerschap en/of bevalling niet over een representatieve referentieomzet beschikken, is door de Europese Commissie goedgekeurd. De hardheidsclausule is in de regeling opgenomen, waardoor RVO.nl de ingediende aanvragen met een beroep op de hardheidsclausule kan beoordelen.

Bijzonder uitstel van betaling en voorlopige aanslag 2022

In verband met de coronacrisis geldt voor ondernemers met betalingsproblemen de mogelijkheid van

In verband met de coronacrisis geldt voor ondernemers met betalingsproblemen de mogelijkheid van bijzonder uitstel van betaling van belastingen. Het bijzonder uitstel geldt tot 1 april 2022. Dat houdt in, dat alle belastingen waarvoor een ondernemer bijzonder uitstel heeft verkregen en waarvan de uiterste betaaldatum vóór 1 april 2022 ligt, voorlopig niet betaald hoeven te worden. Na afloop van het bijzonder uitstel geldt een betalingsregeling. Volgens deze regeling kunnen ondernemers de opgebouwde belastingschuld in 60 maanden aflossen, ingaande op 1 oktober 2022.

Vanaf 1 april 2022 moeten ondernemers voldoen aan alle nieuwe betalingsverplichtingen.

Voorlopige aanslagen 2022

Voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting 2022 vallen onder de regeling bijzonder uitstel. Voor ondernemers die hebben aangegeven de voorlopige aanslag in termijnen te betalen en die bijzonder uitstel van betaling hebben tot 1 april geldt dat het gehele bedrag van de voorlopige aanslag 2022 in het bijzonder uitstel valt. De termijnen van april tot en met december 2022 worden opgenomen in de betalingsregeling, die op 1 oktober 2022 van start gaat.

Verlaging schenkingsvrijstelling eigen woning mogelijk per 2023

In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van FinanciËn gezegd dat verlaging van de

In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën gezegd dat verlaging van de verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning eerder dan per 1 januari 2024 mogelijk is. Afschaffing van deze vrijstelling staat voor die datum gepland.

De verhoogde vrijstelling geldt eenmalig voor mensen tussen 18 en 40 jaar. Deze vrijstelling geldt voor schenkingen van ouders aan kinderen en voor schenkingen tussen derden. De vrijstelling bedraagt € 106.671 in 2022. Spreiding is mogelijk. Als een schenking lager is dan het maximumbedrag van de vrijstelling, geldt de vrijstelling ook voor aanvullende schenkingen voor de eigen woning van diezelfde schenker in de twee volgende kalenderjaren. De voorgenomen afschaffing van de vrijstelling zal deel uitmaken van het Belastingplan 2023. Of de spreidingsmogelijkheid dan vervalt, is afhankelijk van de nog te kiezen vormgeving van de afschaffing.

Het is mogelijk om de verhoogde vrijstelling per 1 januari 2023 te verlagen. Wel moet dan voor schenkingen tussen ouders en kinderen en voor andere schenkingen hetzelfde maximumbedrag gelden. Daarbij moet rekening gehouden worden met bestaande overige vrijstellingen om verwarring te voorkomen. Volgens de staatssecretaris ligt het voor de hand om als ondergrens voor een eventuele verlaging het bedrag van de eenmalige verhoogde vrijstelling tussen ouders en kinderen van € 27.231 te hanteren. Dit komt voor schenkingen in ouder-kindrelaties de facto neer op een afschaffing.