Werkgever moet slapend dienstverband op verzoek werknemer beëindigen

Het Burgerlijk Wetboek geeft de werkgever de mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst met een langdurig

Het Burgerlijk Wetboek geeft de werkgever de mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer op te zeggen nadat de periode van verplichte loondoorbetaling is verstreken. Aan de mogelijkheid tot opzegging zijn voorwaarden verbonden. Aannemelijk moet zijn dat binnen 26 weken geen herstel zal optreden en dat binnen die periode de bedongen arbeid ook niet in aangepaste vorm kan worden verricht. Er is geen wettelijke verplichting voor de werkgever om een zogenaamd slapend dienstverband op te zeggen. Een belangrijke reden voor werkgevers om geen gebruik te maken van de bevoegdheid tot opzegging van een slapend dienstverband is de verplichting om een transitievergoeding aan de werknemer te betalen. Per 1 april 2020 treedt de Wet Compensatie Transitievergoeding (WCT) in werking. De WCT compenseert de werkgever voor de door hem bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een langdurig arbeidsongeschikte werknemer betaalde transitievergoeding. De compensatie geldt voor met ingang van 1 juli 2015 betaalde transitievergoedingen. Deze compensatie zal worden betaald uit het Algemeen werkloosheidsfonds. Dit fonds wordt gefinancierd uit werkgeverspremies.

De Hoge Raad heeft in antwoord op prejudiciële vragen geoordeeld dat het niet beëindigen van een slapend dienstverband in strijd is met goed werkgeverschap. Volgens de Hoge Raad moet een slapend dienstverband in beginsel worden beëindigd als de werknemer daarom vraagt en de werkgever geen redelijk belang heeft bij voortzetting van het dienstverband. Goed werkgeverschap brengt dan volgens de Hoge Raad mee dat aan de werknemer een transitievergoeding wordt betaald. Die vergoeding behoeft niet meer te bedragen dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst had kunnen beëindigen. 

Een gerechtvaardigd belang van de werkgever bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst kan zijn dat de werknemer reële re-integratiemogelijkheden heeft. De omstandigheid dat de werknemer op het moment dat hij zijn beëindigingsvoorstel doet de pensioengerechtigde leeftijd bijna heeft bereikt, is geen gerechtvaardigd belang.

Hoog btw-tarief voor alcohol in restaurant

Voor de heffing van omzetbelasting geldt als uitgangspunt dat iedere prestatie afzonderlijk wordt

Voor de heffing van omzetbelasting geldt als uitgangspunt dat iedere prestatie afzonderlijk wordt beoordeeld. Prestaties die economisch als één prestatie worden gezien mogen niet kunstmatig gesplitst worden. Onderling samenhangende prestaties worden als één prestatie aangemerkt als één van de prestaties de hoofdprestatie vormt en de andere als bijkomende prestaties worden gezien. In dat geval geldt voor het totaal van de prestaties het tarief dat voor de hoofdprestatie geldt, ook al zou voor een bijkomende prestatie, als deze afzonderlijk werd verricht, een ander tarief gelden. De Europese btw-richtlijn staat de lidstaten uitdrukkelijk toe om voor restaurantdiensten een uitzondering te hanteren in hun wetgeving door twee tarieven te hanteren en de levering van alcoholhoudende drank uit te sluiten van het verlaagde tarief. Nederland heeft van deze mogelijkheid gebruikt gemaakt.

Op de verkoop van alcoholhoudende dranken is het algemene, hoge tarief van de omzetbelasting van toepassing. Op de verstrekking van maaltijden in horecagelegenheden is het lage tarief van toepassing. Een horecaondernemer bepleitte toepassing van het lage tarief op de door hem bij lunches en diners geserveerde alcoholhoudende dranken. Volgens de horecaondernemer gaat de verstrekking van alcoholhoudende drank op in de verstrekking van maaltijden als hoofdprestatie. 

Nadat eerder de rechtbank en het hof hebben geoordeeld dat de regeling in de Nederlandse wet in overeenstemming is met de btw-richtlijn, komt de Hoge Raad tot hetzelfde oordeel. Het lage tarief van de omzetbelasting is niet van toepassing op de verstrekking van alcoholhoudende drank, ook al vormen restaurantdiensten gezamenlijk één dienst, waarbij de verstrekking van maaltijden de hoofdprestatie is.

Genietingstijdstip loon

Loon wordt geacht te zijn genoten op het tijdstip waarop het is ontvangen, verrekend, ter beschikking

Loon wordt geacht te zijn genoten op het tijdstip waarop het is ontvangen, verrekend, ter beschikking gesteld, rentedragend is geworden of vorderbaar en inbaar is geworden.

De vraag in een procedure was of de dga van een bv het hem toekomende loon had genoten. Door liquiditeitsproblemen had de bv het loon niet aan hem uitbetaald. Naar het oordeel van de rechtbank was het loon in ieder geval vorderbaar op grond van de overeenkomst tussen de bv en de dga. Verder was het loon inbaar omdat het verrekend had kunnen worden met de schuld die de dga had aan de bv. Omdat het loon zowel vorderbaar als inbaar was, heeft de dga het loon genoten en heeft de inspecteur het bedrag van het loon terecht tot het belastbare inkomen uit werk en woning van de dga gerekend. Hof Den Haag heeft in hoger beroep de uitspraak van de rechtbank onderschreven.

Conceptwetsvoorstel invoering minimumtarief zelfstandigen

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een conceptwetsvoorstel ter invoering van een

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een conceptwetsvoorstel ter invoering van een minimumtarief voor zzp’ers ter consultatie gepubliceerd. Belanghebbenden kunnen reageren op het conceptwetsvoorstel, waarna een definitief wetsvoorstel aan de Tweede Kamer zal worden voorgelegd.

Het minimumtarief is bedoeld om de positie van zelfstandigen aan de onderkant van de arbeidsmarkt te verbeteren. Het minimumtarief moet de zelfstandige in staat stellen om ten minste netto het sociaal minimum te verdienen. Voor zelfstandigen aan de bovenkant van de arbeidsmarkt komt er een zelfstandigenverklaring. De bedoeling van deze verklaring is om opdrachtgevers en -nemers op voorhand de zekerheid te geven dat hun arbeidsrelatie geen dienstbetrekking is voor de loonbelasting en premieheffing werknemersverzekeringen. De zelfstandigenverklaring geldt niet voor fictieve dienstbetrekkingen.

Opmerkelijk is dat onder zelfstandige niet alleen de natuurlijke persoon zonder personeel wordt verstaan, maar ook een rechtspersoon met alleen de dga als werknemer. Een opdrachtnemer is geen zelfstandige als hij werknemers in dienst heeft, die meer dan acht uren voor de opdrachtnemer hebben gewerkt in de drie maanden voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van opdracht.

Minimumtarief

Voor een zzp’er gaat een minimum arbeidsbeloning van € 16 per uur exclusief omzetbelasting gelden. Het minimumtarief is van toepassing als werkzaamheden worden verricht op basis van een andere overeenkomst dan een arbeidsovereenkomst. Het minimumtarief geldt voor werkzaamheden die de zzp’er in Nederland verricht. Als de zzp’er werkzaamheden in het buitenland verricht, is het minimumtarief van toepassing als de zzp’er en zijn opdrachtgever in Nederland wonen of gevestigd zijn. Houdt de opdrachtgever zich niet aan de minimum arbeidsbeloning, dan kan hem een bestuurlijke boete worden opgelegd.

Het minimumtarief geldt ook voor rechtspersonen waarin slechts de dga werknemer is. Ook personen die werken in een fictieve dienstbetrekking worden als zelfstandige aangemerkt voor dit wetsvoorstel en vallen onder het minimumtarief. Het minimumtarief is het bedrag dat resteert per gewerkt uur na aftrek van de direct aan de opdracht toe te rekenen kosten. De verplichting om het minimumtarief te betalen geldt ook wanneer gewerkt wordt voor een particuliere opdrachtgever.

Zelfstandigenverklaring

Voorafgaand aan de werkzaamheden dienen partijen schriftelijk en gedagtekend vast te leggen dat zij de zelfstandigenverklaring willen overeenkomen. Het KvK-nummer van de opdrachtnemer moet in de overeenkomst worden vastgelegd. De werkzaamheden op basis van de overeenkomst worden aangegaan voor maximaal een jaar. De overeenkomst moet worden getekend en in de administratie worden bewaard. De arbeidsbeloning bij toepassing van de zelfstandigenverklaring moet ten minste € 75 per uur bedragen. De opdrachtgever ontvangt van de opdrachtnemer een overzicht van de volgende gegevens:

  • het totaal te betalen bedrag, exclusief omzetbelasting;

  • de direct aan de opdracht toe te rekenen kosten en tijd. De kosten worden per maand uitgesplitst naar kosten van vervoer, materiaalkosten en overige kosten; 

  • de arbeidsbeloning per uur, met een minimum van € 75;

  • de datum van aanvang en beëindiging van de werkzaamheden.

Verplichtingen zelfstandige en opdrachtgever

Het conceptwetsvoorstel bevat een aantal verplichtingen waaraan zelfstandigen en hun (zakelijke) opdrachtgevers moeten voldoen.

De zelfstandige moet vooraf een inschatting verstrekken van de directe kosten en de te werken uren aan de opdrachtgever. Aan de hand van deze gegevens kan het uurtarief berekend worden. De zelfstandige moet tussentijds en na afloop van de opdracht een uren- en kostenoverzicht verstrekken. De opdrachtgever moet de hem verstrekte gegevens controleren. Als achteraf blijkt dat meer kosten en/of uren zijn gemaakt dan was ingeschat is de opdrachtgever verplicht om bij te betalen als het tarief anders onder het minimumtarief uitkomt.

De opdrachtgever moet bij het einde van de opdracht controleren of hij aan de verplichting om het minimumtarief te betalen voldoet. De beoordeling met onderliggende stukken en het bewijs van betaling moet de opdrachtgever in zijn administratie opnemen. Bij opdrachten langer dan een maand moet in beginsel per maand worden gefactureerd en betaald. Afwijking is mogelijk, mits schriftelijk vastgelegd en de factuurtermijn niet langer wordt dan drie maanden.

Inwerkingtreding

Het is de bedoeling dat het minimumtarief en de zelfstandigenverklaring per 2021 in werking treden.

AOW-leeftijd blijft 67 jaar in 2025

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in een brief aan de Tweede Kamer meegedeeld dat de

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in een brief aan de Tweede Kamer meegedeeld dat de AOW-leeftijd in het jaar 2025 67 jaar zal bedragen. Dat is gelijk aan de AOW-leeftijd in 2024 op basis van het pensioenakkoord.

De AOW-leeftijd voor 2025 is berekend aan de hand van de raming van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd voor 2025 en 2031. Het CBS gaat uit van een gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2025 van 20,75 jaar en van 21,43 jaar in 2031. Op basis van de prognose van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2031 blijft de pensioenrichtleeftijd tot en met 2021 68 jaar.