Onzakelijke borgstelling

Het ter beschikking stellen van vermogen aan een bv, waarin de terbeschikkingsteller een aanmerkelijk

Het ter beschikking stellen van vermogen aan een bv, waarin de terbeschikkingsteller een aanmerkelijk belang heeft, wordt belast als resultaat uit overige werkzaamheden in box 1 van de inkomstenbelasting. Het aangaan van een borgstelling is geen terbeschikkingstelling, maar een vergoeding voor het aangaan van borgtocht wordt wel als een voordeel uit terbeschikkingstelling aangemerkt. Zodra de borg heeft betaald ontstaat een regresvordering op de bv. De borg kan voorafgaand aan de betaling uit hoofde van de borgtocht mogelijk een voorziening vormen.


Een verlies uit de borgstelling komt niet ten laste van het resultaat uit overige werkzaamheden wanneer de borgstelling is toe te rekenen aan het handelen als aandeelhouder, met andere woorden, wanneer de zakelijkheid voor het aangaan van de borgstelling ontbreekt. Of een borgstelling onzakelijk is, hangt af van het antwoord op de vraag of er een vergoeding is waartegen een onafhankelijke derde eenzelfde borgstelling zou hebben aanvaard. Dat bij het aangaan van de borgstelling niet duidelijk is dat de bv het ontvangen krediet niet zal terug kunnen betalen, sluit niet uit dat een onafhankelijke derde niet bereid zou zijn geweest eenzelfde aansprakelijkheid te aanvaarden.


Hof Arnhem-Leeuwarden is van oordeel dat een bij de oprichting van twee bv’s aangegane borgstelling onzakelijk was. De bv’s hadden elk een gering eigen vermogen van € 18.000. De bv’s waren opgericht voor de ontwikkeling van een internetplatform. Gezien de benodigde ontwikkelingskosten ging het om een risicovol project. De bank was niet bereid de bv’s onder gebruikelijke voorwaarden te financieren. Naast verpanding van de bezittingen van de moedermaatschappij van de bv’s moesten de Staat en de dga zich borg stellen voor het volledige bedrag van de lening. De dga heeft voor zijn borgstelling geen zekerheden of vergoeding bedongen. Na een faillissement van de bv’s werd de dga door de bank aangesproken op zijn borgstelling. Vanwege de onzakelijkheid van de borgstelling kwam het daarop geleden verlies niet in aftrek.

Onvoldoende bewijs geen privégebruik

Indien een werkgever aan een werknemer een auto ook voor privégebruik ter beschikking stelt, heeft dat

Indien een werkgever aan een werknemer een auto ook voor privégebruik ter beschikking stelt, heeft dat tot gevolg dat op kalenderjaarbasis ten minste 22% van de waarde van de auto bij het loon van de werknemer wordt geteld. De wet bevat de fictie dat het ter beschikking stellen van een auto voor zakelijk gebruik inhoudt dat de auto ook privé wordt gebruikt. Er vindt geen bijtelling bij het loon plaats als de werknemer erin slaagt om te bewijzen dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer privé is gebruikt. Dat kan aan de hand van een rittenregistratie, maar mag ook op een andere manier worden aangetoond. Wanneer een werkgever aan een werknemer twee of meer auto’s ter beschikking stelt, moet voor iedere auto een bijtelling worden toegepast.


Voor Hof Arnhem-Leeuwarden is onlangs een procedure gevoerd over het privégebruik van twee auto’s van de zaak door de dga van een bv. Voor de ene auto was een bijtelling voor privégebruik bij het loon in de administratie verwerkt. Voor de andere auto niet. Er werd voor de tweede auto in een reeks van jaren geen rittenregistratie bijgehouden. Wel was er een schriftelijke verklaring van de bv dat alleen de andere auto privé mocht worden gebruikt. Het hof was van oordeel dat de inspecteur terecht voor de tweede auto een bijtelling in aanmerking had genomen. Iedere vorm van objectief bewijs, dat het privégebruik per kalenderjaar niet meer dan 500 kilometer had bedragen, ontbrak. Voor een van de jaren was achteraf een rittenregistratie opgesteld. Ook die kon niet dienen als bewijs, omdat objectief controleerbare gegevens, zoals gegevens van de Nationale Auto Pas of facturen van garagebedrijven, ontbraken. De rittenregistratie bevatte geen begin- en eindstanden en geen exacte adressen van het startpunt en de bestemming.

Dienstbetrekking voor grootaandeelhoudster

Wie in dienstbetrekking werkt, is in beginsel verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Er

Wie in dienstbetrekking werkt, is in beginsel verplicht verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Er geldt een uitzondering voor de dga. Bepalend voor de toepassing van de uitzondering is het ontbreken van de gezagsverhouding in de arbeidsrelatie tussen de dga en de bv waarvoor hij werkt.


Hof Arnhem-Leeuwarden is van oordeel dat niet aan de voorwaarden voor de uitzondering op de verzekeringsplicht is voldaan in de volgende situatie. Een holding-bv heeft certificaten van aandelen uitgegeven. Alle certificaten worden gehouden door de leden van een gezin. Moeder heeft 50% en ieder van haar drie kinderen heeft 16 2/3% van de certificaten. Het bestuur van de holding bestaat uit drie leden, namelijk moeder, een van de kinderen en een derde persoon. Alle leden hebben één stem in het bestuur. De holding houdt alle aandelen in een tussenholding, die de bestuurder is van de werkmaatschappij. Moeder is de enige bestuurder van de tussenholding en feitelijk werkzaam voor de dochtermaatschappij.


Volgens het hof voldoet de arbeidsverhouding tussen moeder en de dochtermaatschappij aan de criteria voor een dienstbetrekking. Een van deze criteria is de aanwezigheid van een gezagsverhouding. Bij de beoordeling of tussen een natuurlijk persoon en een rechtspersoon een gezagsverhouding bestaat, is niet van belang wie deel uitmaken van het orgaan van de rechtspersoon dat instructies aan die natuurlijke persoon kan geven. Het bestaan van een gezagsverhouding moet niet materieel, maar formeel worden getoetst.


Het hof vond aannemelijk dat moeder de aanwijzingen van het bestuur van de dochtermaatschappij moest opvolgen. Dat zij als lid van het bestuur van de holding, als bestuurder van de tussenholding en als moeder van het gezin invloed kon uitoefenen op de aanwijzingen die aan haar konden worden gegeven vindt het hof niet van belang. Het hof is van oordeel dat sprake is van een gezagsverhouding. De overige criteria voor het bestaan van een dienstbetrekking, namelijk de verplichting om de werkzaamheden persoonlijk te verrichten en de daar tegenoverstaande betaling van loon, waren niet in geschil. Daarom heeft het hof de arbeidsrelatie aangemerkt als een dienstbetrekking, met verplichte verzekering tot gevolg.

Nabetaling is onderdeel loon

Het loonbegrip in de fiscale wetgeving is ruim en omvat alle voordelen die iemand uit een

Het loonbegrip in de fiscale wetgeving is ruim en omvat alle voordelen die iemand uit een dienstbetrekking geniet. Vergoedingen die in het kader van de dienstbetrekking worden betaald zijn onderdeel van het loonbegrip.


Onder verwijzing naar het ruime loonbegrip heeft Hof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat een van een vroegere werkgever ontvangen nabetaling tot het loon behoorde. De vroegere werkgever had het bedrag na inhouding van loonbelasting betaald aan de advocaat van de werknemer. De advocaat verrekende de betaling met door de werknemer nog niet betaalde rekeningen. Volgens het hof heeft de advocaat de nabetaling namens de werknemer ontvangen en heeft de werknemer de nabetaling op deze manier genoten. De betaling vloeide voort uit een vroegere dienstbetrekking.