Arbeids- of stageovereenkomst?

Het verschil tussen een arbeidsovereenkomst en een stageovereenkomst is niet heel groot. De elementen die

Het verschil tussen een arbeidsovereenkomst en een stageovereenkomst is niet heel groot. De elementen die een arbeidsovereenkomst kenmerken zijn vaak ook aanwezig in een stageovereenkomst. Er wordt arbeid verricht, er is een gezagsverhouding en er wordt een vergoeding betaald als tegenprestatie voor het verrichten van de arbeid. Het onderscheid ligt in het doel van de overeenkomst. Als het gaat om het uitbreiden van kennis en het opdoen van ervaring met het oog op voltooiing van een opleiding is geen sprake van een arbeidsovereenkomst. Wordt arbeid verricht om bij te dragen aan de verwezenlijking van het primaire doel van de onderneming, dan is van een stage- of leerovereenkomst geen sprake.


In een procedure bij de kantonrechter was in geschil of een leer-/werkovereenkomst een arbeidsovereenkomst of een stageovereenkomst was. De overeenkomst hield in dat de betrokkene een dag in de week een opleiding volgde en daarnaast gemiddeld 24 uur per week werkte. In verband met een langdurige ziekteperiode van de betrokkene werd de opleiding tijdelijk gestopt en werd een nieuwe leer-/werkovereenkomst gesloten. De werkgever merkte de tijdelijke stopzetting van de opleiding aan als reden voor beëindiging van de leer-/werkovereenkomst en stopte de betaling van het loon. Volgens de werkgever was van een arbeidsovereenkomst met de betrokkene geen sprake. De werkzaamheden had de betrokkene niet verricht op basis van een arbeidsovereenkomst, maar op basis van de leer-werkovereenkomst. Beëindiging van de opleiding zou leiden tot beëindiging van de leer-/werkovereenkomst.


De kantonrechter merkte op dat de wet de mogelijkheid kent om naast de praktijkovereenkomst een arbeidsovereenkomst tussen leerling en leerbedrijf te sluiten. In dat kader stelde de kantonrechter vast dat de betrokkene een aantal werkzaamheden zelfstandig mocht uitvoeren en op normale wijze meedraaide in het werkrooster. Voorafgaand aan de opleiding zijn geen leerdoelen geformuleerd en een structurele vorm van begeleiding ontbrak. De kantonrechter was van oordeel dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestond. De leer-/werkovereenkomst bevatte een bepaling op grond waarvan de leerling en de onderwijsinstelling de overeenkomst tussentijds konden opzeggen bij het stoppen van de opleiding. Die mogelijkheid gold niet voor de praktijkopleider annex werkgever. Dat betekende dat de arbeidsovereenkomst niet op rechtsgeldige wijze was beëindigd. De kantonrechter heeft om die reden het verzoek tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst toegewezen.

Kamervragen slapende dienstverbanden

Werkgevers kunnen de betaling van een transitievergoeding aan arbeidsongeschikte werknemers voorkomen

Werkgevers kunnen de betaling van een transitievergoeding aan arbeidsongeschikte werknemers voorkomen door na de periode van verplichte loondoorbetaling het dienstverband niet te beëindigen. Het vorige kabinet heeft een wetsvoorstel ingediend waarin enkele maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding zijn opgenomen. Dat wetsvoorstel is na het demissionair worden van het kabinet controversieel verklaard met als gevolg dat de behandeling door de Tweede Kamer is stopgezet. Na het aantreden van het huidige kabinet is de behandeling van het wetsvoorstel voortgezet. De bij het wetsvoorstel behorende ministeriële regeling is inmiddels opgesteld en ligt bij het UWV voor een zogenaamde uitvoeringstoets. Afhankelijk van de uitkomst van de uitvoeringstoets kan duidelijkheid worden gegeven over de mogelijke datum van inwerkingtreding. Het streven is dat de wijziging per 1 januari 2020 in werking kan treden.


Wanneer het wetsvoorstel wet wordt, hebben werkgevers recht op compensatie voor de transitievergoeding die zij hebben betaald ter beëindiging van een slapend dienstverband. Om te stimuleren dat een dienstverband na de loondoorbetalingsperiode wordt beëindigd, moet de werkgever de transitievergoeding betalen over de gehele duur van de arbeidsovereenkomst zonder compensatie voor de transitievergoeding die betrekking heeft op de periode van het slapende dienstverband.


De minister ziet geen aanleiding om werknemers die zelf een slapende arbeidsovereenkomst willen beëindigen bij hun gang naar de rechter (financieel) te ondersteunen.

Wetsvoorstel uitbreiding bevoegdheden ondernemingsraad

De Tweede Kamer heeft een wetsvoorstel aangenomen dat de Wet op de ondernemingsraden wijzigt. Door de

De Tweede Kamer heeft een wetsvoorstel aangenomen dat de Wet op de ondernemingsraden wijzigt. Door de wijziging wordt de bevoegdheid van de ondernemingsraad (OR) ten aanzien van de beloning van bestuurders van ondernemingen met meer dan 100 personen uitgebreid. Het wetsvoorstel moet nog door de Eerste Kamer worden behandeld voordat de wet aangepast wordt. 


Het doel van het wetsvoorstel is het bewustzijn en de discussie over beloningsverhoudingen binnen ondernemingen te stimuleren door de OR als werknemersvertegenwoordiging daarin te betrekken. Op basis van dit wetsvoorstel moeten de ondernemer en de OR minimaal één keer per jaar tijdens een overlegvergadering de arbeidsvoorwaardelijke regelingen en beloningsafspraken bespreken. Ook de ontwikkeling van de beloning ten opzichte van het voorgaande jaar komt daarbij aan de orde. Deze verplichting zal alleen gaan gelden voor ondernemingen met meer dan 100 personen.


De OR krijgt door de voorgestelde wijziging geen advies- of instemmingsrecht ten aanzien van het beloningsbeleid van bestuurders. Ingediende amendementen van die strekking zijn door de Tweede Kamer verworpen.

Handhaving Wet DBA opgeschort tot 1 januari 2020

Zoals bekend staat de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) op de nominatie om vervangen

Zoals bekend staat de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) op de nominatie om vervangen te worden. De Wet DBA was bedoeld om duidelijkheid te scheppen over de vraag wanneer een arbeidsverhouding een dienstbetrekking is. In plaats van duidelijkheid te scheppen leverde de wet veel verwarring en onrust op onder zzp’ers en opdrachtgevers. Vanwege alle commotie rondom deze wet was de handhaving van de wet opgeschort.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft nu meegedeeld dat de opschorting van de handhaving is verlengd tot 1 januari 2020. Dat betekent dat opdrachtgevers en opdrachtnemers tot die tijd geen boetes of naheffingen krijgen mocht geconstateerd worden dat sprake is van een dienstbetrekking.


Wel worden de mogelijkheden voor handhaving bij kwaadwillenden vanaf 1 juli 2018 verruimd. Deze is dan niet langer beperkt tot de ernstigste gevallen. Voor handhaving is vereist dat de Belastingdienst kan bewijzen dat aan de volgende drie criteria is voldaan:
1. Er is sprake van een (fictieve) dienstbetrekking.
2. Er is sprake van evidente schijnzelfstandigheid.
3. Er is sprake van opzettelijke schijnzelfstandigheid.


De verwachting is dat per 1 januari 2020 nieuwe wet- en regelgeving in werking zal treden.

Belemmeringsverbod Waadi

De Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) bevat een belemmeringsverbod. De uitlener van

De Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) bevat een belemmeringsverbod. De uitlener van personeel mag op grond van dat verbod niet verhinderen dat een uitgeleende arbeidskracht na afloop van de terbeschikkingstelling in dienst treedt bij degene aan wie hij ter beschikking was gesteld. Wel is toegestaan dat de uitlener een redelijke vergoeding vraagt van degene aan wie de arbeidskracht ter beschikking is gesteld voor de kosten van de terbeschikkingstelling, de werving of opleiding van de arbeidskracht. Het belemmeringsverbod gaat niet zo ver dat een uitzendbureau niet een beding in arbeidscontracten mag opnemen dat haar werknemers belemmert om bij een concurrerend uitzendbureau in dienst te treden.


Hof Den Haag heeft onlangs geoordeeld dat een door een uitzendbureau gehanteerd relatiebeding, dat werknemers gedurende een periode van één jaar na het einde van de uitzendovereenkomst verbiedt contacten met klanten te (doen) leggen en/of te (doen) onderhouden geen onderscheid maakt tussen de situatie waarbij de werknemer in dienst treedt bij de klant en de situatie waarin de werknemer door een ander uitzendbureau wordt uitgezonden naar de klant. Dit beding is in strijd met het belemmeringsverbod van de Waadi, voor zover het werknemers verhindert in dienst te treden bij de klant van het uitzendbureau. De vraag of het relatiebeding voor het gedeelte dat niet in strijd is met het belemmeringsverbod kan worden omgezet in een geldig relatiebeding, heeft het hof ontkennend beantwoord.

Aanpassing arbeidsvoorwaarden via reglement

In een arbeidsovereenkomst was een bepaling opgenomen waarin werd verwezen naar het

In een arbeidsovereenkomst was een bepaling opgenomen waarin werd verwezen naar het arbeidsvoorwaardenreglement van de werkgever. In het arbeidsvoorwaardenreglement stond dat het deel uitmaakte van de individuele arbeidsovereenkomst. Het reglement bevatte een wijzigingsbeding. De vraag was of tussen de werkgever en de OR overeen te komen wijzigingen van het arbeidsvoorwaardenreglement gevolgen hadden voor iemands arbeidsovereenkomst. Meer in het bijzonder ging het om een nieuwe bepaling in het arbeidsvoorwaardenreglement waardoor werknemers boven een bepaald salarisniveau geen recht hadden op een collectieve verhoging, zoals indexatie, van hun salaris.


De ondernemingsraad kan, als er geen cao is, met de werkgever een collectieve regeling van arbeidsvoorwaarden afspreken. De werkgever heeft dan nog wel een (stilzwijgend) akkoord van de werknemer nodig. Door het in de arbeidsovereenkomst opgenomen incorporatiebeding werken bestaande en toekomstige afspraken tussen de werkgever en de OR door in de arbeidsovereenkomst. Door ondertekening van de arbeidsovereenkomst heeft de individuele werknemer ingestemd met het arbeidsvoorwaardenreglement en daarmee met de bepaling die de OR de bevoegdheid geeft om namens de individuele werknemer met de ondernemer te onderhandelen en wijzigingen overeen te komen.

Vaststellingsovereenkomst ter vermijding ontslag op staande voet

Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod van de ene partij dat wordt aanvaard door de andere

Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod van de ene partij dat wordt aanvaard door de andere partij. Voor een geldig aanbod en een geldige aanvaarding vereist de wet dat de wil en de verklaring van degene die aanbiedt en van degene die aanvaardt met elkaar overeenstemmen. Wanneer een van de partijen zich erop beroept dat zijn wil niet met zijn verklaring overeenstemt, zal hij dat moeten onderbouwen met argumenten.


Voor een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van een dienstbetrekking geldt een wettelijke bedenktermijn van veertien dagen. Binnen deze termijn kan de werknemer de overeenkomst ontbinden.


Een werknemer werd op staande voet ontslagen wegens ongewenst gedrag. Tijdens het gesprek waarin aan hem een ontslagbrief werd uitgereikt, bood de werkgever de werknemer de mogelijkheid om in plaats van het ontslag op staande voet het dienstverband via een vaststellingsovereenkomst te laten eindigen. De werknemer accepteerde deze mogelijkheid en ondertekende de hem voorgelegde vaststellingsovereenkomst. Na het verstrijken van de wettelijke bedenktermijn van veertien dagen voor de vaststellingsovereenkomst bestreed de werknemer de overeenkomst omdat deze niet geldig tot stand zou zijn gekomen.


De kantonrechter was van oordeel dat de vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig was, met als gevolg dat de dienstbetrekking was geëindigd. De werknemer maakte niet aannemelijk dat de werkgever hem onder druk had gezet om de vaststellingsovereenkomst te sluiten. Ook het beroep op dwaling bij de totstandkoming van de overeenkomst wees de kantonrechter af.
Met een beroep op dwaling ingeval van een vaststellingsovereenkomst wordt in de rechtspraak terughoudend omgegaan. Partijen kunnen alleen een beroep doen op dwaling ten aanzien van zaken die zij als zeker en onbetwist aan hun overeenkomst ten grondslag hebben gelegd. Daarvan was in dit geval geen sprake.

Overtreding geheimhoudingsbeding

De arbeidsovereenkomst van een werknemer bevatte een geheimhoudingsbeding, een non-concurrentie- en een

De arbeidsovereenkomst van een werknemer bevatte een geheimhoudingsbeding, een non-concurrentie- en een relatiebeding. Het was de werknemer verboden om zowel gedurende als na afloop van de arbeidsovereenkomst aan derden mededeling te doen van zaken die hem bij de uitoefening van zijn functie ter kennis waren gekomen. De geheimhouding had ook betrekking op kennis van cliënten en relaties van de werkgever. Op overtreding van de bedingen stond een boete.


De werknemer werd op staande voet ontslagen omdat hij zowel het geheimhoudings- als het concurrentiebeding had overtreden. De werknemer had zijn baan opgezegd omdat hij elders aanmerkelijk meer kon verdienen. Kort nadat hij had opgezegd had hij het klantenbestand en de afnamecijfers van de klanten naar het emailadres van zijn echtgenote verstuurd. Nadat de werkgever had vernomen dat de werknemer bij een directe concurrent in dienst wilde treden, werd de werknemer geschorst en werd zijn laptop ingenomen. De werkgever ontdekte de overtreding van het geheimhoudingsbeding en ontsloeg de werknemer op staande voet. Dat ontslag hield stand bij de kantonrechter, gezien de ernst van de gedragingen van de werknemer.


De kantonrechter veroordeelde de werknemer tot betaling van € 5.000 boete voor het overtreden van het geheimhoudingsbeding en tot betaling van een maandsalaris wegens het geven van aanleiding tot ontslag op staande voet. Verder verbood de kantonrechter de werknemer om gegevens van de werkgever nog langer onder zich te hebben of te delen met derden. Alle bescheiden en documenten die de werknemer nog van de werkgever in zijn bezit had moest hij binnen 24 uur aan de werkgever overhandigen onder oplegging van een dwangsom van € 2.500 per dag. Voor zover er gegevens op zijn computer of die van zijn echtgenote stonden, moest de werknemer die vernietigen. Om te bewijzen dat dit was gebeurd, moest de werknemer toestaan dat een daarvoor gekwalificeerd bedrijf die computers onderzocht. De kosten van dat onderzoek kwamen voor rekening van de werkgever.

Gevolgen einde dienstverband voor leasecontract

Werkgevers, die aan werknemers een auto ter beschikking stellen, hanteren vaak gebruikersovereenkomsten

Werkgevers, die aan werknemers een auto ter beschikking stellen, hanteren vaak gebruikersovereenkomsten waarin de rechten en verplichtingen worden vastgelegd van de werknemer. Het is niet ongebruikelijk om in een dergelijke overeenkomst een regeling op te nemen voor het geval de werknemer uit dienst gaat terwijl het leasecontract van de auto nog loopt. Met name wanneer de werknemer invloed heeft op de keuze van de auto of wanneer op verzoek van de werknemer een duurdere auto wordt gekozen zal de werkgever het risico van voortijdig vertrek willen afdekken. Zo’n regeling kan inhouden dat de nieuwe werkgever het contract overneemt of dat de werknemer een vergoeding betaalt wegens voortijdige beëindiging van het leasecontract. Niet in alle gevallen sorteert die regeling het door de werkgever gewenste effect.


Zo kende de bedrijfsautoregeling van een werkgever bij het einde van het dienstverband op initiatief van de werknemer tijdens de looptijd van een leasecontract drie mogelijkheden. De werknemer kon de auto meenemen naar zijn nieuwe werkgever of de kosten van voortijdige beëindiging van de overeenkomst betalen. De derde mogelijkheid was dat de werkgever de auto aan een andere werknemer ter beschikking stelde. Bij de keuze voor deze laatste mogelijkheid verwacht men niet direct een betaling door de vertrekkende werknemer. Toch vorderde de werkgever betaling van een bedrag van een vertrokken werknemer ter compensatie van de te lijden schade. De schade, waarvoor de werkgever vergoeding claimde, lag in de lagere eigen bijdrage die de andere werknemer voor de leaseauto aan de werkgever betaalde. De lagere eigen bijdrage was het gevolg van een, in overleg met de ondernemingsraad van de werkgever, gewijzigde bedrijfsautoregeling. De vordering van de werkgever betrof het verschil tussen de met de vertrokken werknemer afgesproken eigen bijdrage en die van de andere werknemer over de resterende looptijd van het leasecontract.


De kantonrechter heeft de vordering van de werkgever afgewezen. Volgens de kantonrechter mocht de werknemer ervan uitgaan dat bij het doorschuiven van de auto naar een andere gebruiker de verplichting om een afkoopsom te betalen zou vervallen. De werknemer was niet op de hoogte van de nieuwe systematiek van bepaling van de eigen bijdrage. De bedrijfsautoregeling voorzag er niet in dat een verschil in eigen bijdrage voor rekening van een vertrekkende werknemer zou komen. De werkgever heeft zelf gekozen voor een afwijkende regeling. De gevolgen van deze keuze zijn voor rekening en risico van de werkgever, aldus de kantonrechter.

Concurrentiebeding blijft overeind bij opzegging in proeftijd

Een concurrentiebeding beperkt een werknemer in zijn mogelijkheden om na het einde van zijn

Een concurrentiebeding beperkt een werknemer in zijn mogelijkheden om na het einde van zijn dienstbetrekking elders werkzaam te zijn. Om die reden is een dergelijk beperkend beding alleen geldig als de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan en het beding schriftelijk is overeengekomen met een meerderjarige werknemer.


Een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bevatte een proeftijd van twee maanden. Daarnaast bevatte de arbeidsovereenkomst een concurrentiebeding. Het concurrentiebeding verbood de werknemer om binnen één jaar na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst bij een concurrent van de werkgever te werken, op straffe van een boete. Binnen de proeftijd werd de arbeidsovereenkomst door de werknemer opgezegd. De werkgever deelde de werknemer mee, dat het concurrentiebeding ook na opzegging tijdens de proeftijd zou gelden. De werknemer trad aansluitend in dienst bij een concurrent van de werkgever. De werknemer verzocht in kort geding om opheffing van het concurrentiebeding. De rechter kende dat verzoek niet toe, maar beperkte het concurrentiebeding wel tot een periode van drie maanden, gelet op de korte duur van de arbeidsovereenkomst. De rechter maakt duidelijk dat het concurrentiebeding voldeed aan de daaraan gestelde eisen en dus geldig was. Opzegging van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd heeft geen gevolgen voor de geldigheid van het beding.