Wijziging pachtnormen per 1 juli 2022

Jaarlijks worden de hoogst toelaatbare pachtprijzen voor akkerbouw- en grasland, tuinland, agrarische

Jaarlijks worden de hoogst toelaatbare pachtprijzen voor akkerbouw- en grasland, tuinland, agrarische gebouwen en agrarische woningen vastgesteld. Onlangs zijn de pachtprijzen gepubliceerd, welke op 1 juli 2022 van kracht worden.

Los bouw- en grasland

De nieuwe pachtnormen 2022 voor los bouw- en grasland zijn gebaseerd op de bedrijfsresultaten van grote en middelgrote akkerbouw- en melkveebedrijven in de periode 2016 tot en met 2020, de pachtnormen 2021 op basis van de jaren 2015 tot en met 2019. 

Voor de akkerbouw was het jaar 2015 landelijk gezien een jaar met een bovengemiddeld inkomen. In de berekende grondbeloning zijn de uitkomsten van 2015 vervangen door die van 2020, waarin de akkerbouw gemiddeld een lager inkomen boekte. Maar achter deze gemiddelden gaan regionale verschillen schuil die onder meer samenhangen met productieomstandigheden, bouwplan, bedrijfsgroottestructuur en marktomstandigheden. In de melkveehouderij werd in 2020 gemiddeld een iets hoger inkomen geboekt. Ook in de melkveehouderij zijn er regionale verschillen in hoogte en ontwikkeling van het inkomen, maar minder uitgesproken dan in de akkerbouw. De pachtnormen 2022 zijn in acht van de veertien pachtprijsgebieden lager dan de pachtnormen 2021. De daling is het grootst voor het Zuidwestelijk akkerbouwgebied (23%). In zes pachtprijsgebieden zijn de pachtnormen 2022 hoger dan die van 2021. De stijging is het grootst in het Centraal veehouderijgebied (17%) en het Hollands/Utrechts weidegebied (12%).

Los tuinland

De regionorm voor los tuinland in Westelijk Holland stijgt met 13% naar € 5.094 per hectare. In de rest van Nederland stijgt de norm met 19% naar € 3.598 per hectare. 

Agrarische bedrijfsgebouwen

De hoogst toelaatbare pachtprijzen voor agrarische bedrijfsgebouwen en de pachtprijs voor bestaande overeenkomsten worden verhoogd met 2,79%, gelijk aan de gemiddelde bouwkostenindex over de periode 2017-2021.

Agrarische woningen

De maximale pachtverhoging voor agrarische woningen met pachtovereenkomsten van vóór 1 september 2007 stijgt met het percentage volgens het huurprijsbeleid woonruimte. De maximale pachtverhoging per 1 juli 2022 bedraagt 2,3% (inflatie van 1 december 2020 tot 1 december 2021).

Aanpassing pachtprijzen

De regionormen en veranderpercentages zijn van toepassing op reguliere pacht, geliberaliseerde pacht langer dan zes jaar en andere pachtvormen waarvoor pachtprijsbescherming geldt. De verpachter kan de nieuwe pachtprijs met ingang van het eerstvolgende pachtjaar na 1 juli in rekening brengen.

Bandbreedtes uurloon jeugd-LIV 2022

De minister van SZW heeft de bandbreedtes van het uurloon voor de toepassing van het

De minister van SZW heeft de bandbreedtes van het uurloon voor de toepassing van het jeugd-lage-inkomensvoordeel (jeugd-LIV) voor 2022 vastgesteld.

Leeftijd bereikt op 31-12-2021 ondergrens bovengrens
20 jaar € 8,67 € 10,73
19 jaar € 6,50 € 9,65
18 jaar € 5,42 € 7,24

Moties inzake rechtsherstel box 3

De Tweede Kamer heeft enkele moties aangenomen over het rechtsherstel in box 3.

De eerste motie betreft

De Tweede Kamer heeft enkele moties aangenomen over het rechtsherstel in box 3.

De eerste motie betreft de vraag naar een onderzoek naar de gevolgen van de wetswijziging waardoor sinds 1 januari 2016 een rechterlijke uitspraak binnen een massaalbezwaarprocedure niet doorwerkt naar gelijke gevallen waarbij geen bezwaar is ingediend. In de motie wordt de regering opgeroepen het functioneren van de massaalbezwaarprocedure te onderzoeken en mogelijkheden tot verbetering daarvan te bezien.

De tweede motie betreft de vraag om een uitwerking van scenario’s om ook niet-bezwaarmakers rechtsherstel te bieden. De kamer roept de regering op in de verschillende scenario’s aandacht te geven aan het onderscheid tussen grote en kleine spaarders en de budgettaire consequenties daarvan in kaart te brengen.

Aanvragen TVL startende ondernemers

Sinds 7 juni 2022 kunnen startende ondernemers de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) aanvragen voor het

Sinds 7 juni 2022 kunnen startende ondernemers de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) aanvragen voor het vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022. De regeling is bestemd voor ondernemers in het mkb, die hun onderneming tussen 30 juni 2020 en 30 september 2021 hebben ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Een belangrijk verschil met de reguliere TVL is dat de starterssubsidie meetelt als omzet voor de inkomsten- en omzetbelasting. Aanvragen van de subsidie kan tot en met 2 augustus 17.00 uur. Een onderneming, die aan de subsidievoorwaarden voldoet, ontvangt minimaal € 1.500 en maximaal € 100.000 subsidie per kwartaal.

Initiatiefwetsvoorstel aanpak box 2

Bij de Tweede Kamer is een initiatiefwetsvoorstel ingediend. Het voorstel heeft als doel de ongelijkheid

Bij de Tweede Kamer is een initiatiefwetsvoorstel ingediend. Het voorstel heeft als doel de ongelijkheid in de belastingheffing tussen kapitaal en arbeid te verminderen. Dat wordt bewerkstelligd door het laten vervallen van enkele fiscale regelingen en het invoeren van een progressief tarief in box 2 van de inkomstenbelasting. Volgens het voorstel bedraagt het tarief in box 2 25,96% tot een belastbaar inkomen van € 58.989 en 40,59% voor het meerdere. 

De doorschuifregelingen voor aanmerkelijkbelangheffing bij overlijden en krachtens schenking vervallen in het voorstel.

Verder vervalt in de gebruikelijkloonregeling de zogenaamde doelmatigheidsmarge van 75%.

De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet wordt in het voorstel ook gewijzigd. Deze wordt beperkt tot overgedragen belangen van 25% of meer van het geplaatste kapitaal. Daarnaast wordt voorgesteld om verhuurd vastgoed aan te merken als beleggingsvermogen, waardoor het niet in aanmerking komt voor de faciliteit. De vrijstelling wordt verlaagd naar 25%. De huidige vrijstelling is 100% van de waarde van het ondernemingsvermogen tot ruim € 1 miljoen en 83% van het meerdere. Het vrijgestelde ondernemingsvermogen wordt gemaximeerd op € 1 miljoen.

Diverse uitkeringsbedragen per 1 juli 2022

In verband met de verhoging van het minimumloon per 1 juli 2022 worden diverse uitkeringsbedragen per die

In verband met de verhoging van het minimumloon per 1 juli 2022 worden diverse uitkeringsbedragen per die datum aangepast. Het betreft onder meer uitkeringen op grond van de AOW, Anw, Wajong, WW, WIA en ZW. Deze uitkeringen zijn gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. 

AOW

  Gehuwden/samenwonenden  Alleenstaanden 
Per maand € 887,77 € 1.308,56
Vakantie-uitkering € 49,51  € 69,30
Totaal € 937,28 € 1.377,86

Deze bedragen zijn exclusief de inkomensondersteuning AOW van € 26,38 bruto per maand.

WW, WIA, WAO, ZW en maximumdagloon 

Per 1 juli 2022 worden bestaande bruto uitkeringen in de WAO/WIA, WW en ZW verhoogd met 1,81%. Per die datum wordt het maximumdagloon verhoogd van € 228,76 naar € 232,90 bruto.

Anw

  Alleenstaanden Verzorgingsuitkering Wezenuitkering tot 10 jaar Wezenuitkering van 10 tot 16 jaar Wezenuitkering van 16 tot 21 jaar
Per maand € 1.280,83  € 804,64 € 409,87 € 614,80 € 819,73
Vakantie-uitkering € 85,93 € 61,38 € 27,50 € 41,25 € 55,00
Totaal € 1.366,76 € 866,02 € 437,37 € 656,05 € 874,73

Deze bedragen zijn exclusief de tegemoetkoming Anw van € 17,90 bruto per maand.

Kinderbijslag

Ook de bedragen van de kinderbijslag gaan omhoog. Per 1 juli 2022 zijn de bedragen als volgt:

Leeftijd kind Bedrag
0 t/m 5 jaar € 249,31
6 t/m 11 jaar € 302,74
12 t/m 17 jaar € 356,16

Aansprakelijkheid bestuurder voor belastingen en bijkomende kosten

De Invorderingswet regelt de aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap voor

De Invorderingswet regelt de aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap voor belastingschulden van de vennootschap, die materieel zijn ontstaan voor of tijdens de periode waarin de betrokkene bestuurder is of was. De aansprakelijkheid voor deze belastingschulden eindigt niet als de betrokkene geen bestuurder meer is of als de vennootschap wordt ontbonden. Dat geldt ook indien de voormalige bestuurder na de ontbinding wordt belast met de vereffening van het vermogen van de vennootschap. In dat geval kan hij onder voorwaarden aansprakelijk zijn voor alle (andere) rijksbelastingen die de vennootschap verschuldigd is of na ontbinding wordt. Deze mogelijkheid verhindert een aansprakelijkstelling op grond van zijn bestuurderschap niet.

De Hoge Raad heeft een uitspraak van Hof Den Haag over de aansprakelijkheid van een gewezen bestuurder van een vof vernietigd. Het hof heeft in zijn uitspraak geen afzonderlijke overwegingen gewijd aan de aansprakelijkheid van de bestuurder voor de bijkomende bedragen. Het heeft daarmee blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting of zijn uitspraak niet naar behoren gemotiveerd.

De Hoge Raad merkt op dat voor een belastingschuld geldt dat een bestuurder niet aansprakelijk is voor zover hij bewijst dat het niet aan hem is te wijten dat de belasting niet is voldaan. Ten aanzien van de bijkomende bedragen dient de ontvanger te stellen en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen dat het verschuldigd worden van die bedragen aan de aansprakelijke bestuurder is te wijten. Hof Amsterdam dient de zaak nu verder te behandelen.

Geen cassatie uitspraak niet belasten verhoging WIA-uitkering

De staatssecretaris van FinanciËn gaat niet in cassatie tegen een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden

De staatssecretaris van Financiën gaat niet in cassatie tegen een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden over het niet belasten van een verhoging van een WIA-uitkering bij hulpbehoevendheid. Volgens het hof leidt het belasten van de verhoging tot een individuele en buitensporige last vanwege invloed op andere regelingen. Daardoor bleef van de verhoogde uitkering weinig over om de kosten van langdurige hulpbehoevendheid te kunnen betalen. Het hof is van oordeel dat wanneer minder dan 10% van de verhoogde uitkering resteert sprake is van een buitensporige last.

In deze zaak resteerde na de korting op diverse inkomensafhankelijke regelingen zelfs minder dan 5% van de verhoogde uitkering. De staatssecretaris vindt de door het hof gekozen oplossing om de verhoging niet te belasten beleidsmatig niet de meest gelukkige.

In zijn toelichting op het afzien van beroep in cassatie kondigt de staatssecretaris aan dat hij in overleg met de collega’s van SZW en VWS zal zoeken naar een evenwichtige regeling. Tot een definitieve oplossing is gevonden zal de Belastingdienst in vergelijkbare zaken op deze manier een tegemoetkoming bieden.

Re-integratie tweede spoor en einde dienstverband

Op een werkgever en een arbeidsongeschikte werknemer rust de wettelijke plicht om de re-integratie van de

Op een werkgever en een arbeidsongeschikte werknemer rust de wettelijke plicht om de re-integratie van de werknemer in het arbeidsproces te bevorderen. Wanneer de werknemer blijvend arbeidsongeschikt is voor zijn eigen werk, ligt het op de weg van de werkgever om passende arbeid aan te bieden. Wanneer de werkgever daarin niet kan voorzien, is het aan hem om passende arbeid bij andere werkgevers te zoeken. Indien bij een andere werkgever passende arbeid is gevonden, blijft desondanks de arbeidsovereenkomst tussen de oorspronkelijke werkgever en de werknemer in stand.

De vraag in een procedure was of een arbeidsongeschikte werkneemster door in het kader van re-integratie in het tweede spoor elders in dienst te treden haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. De werkneemster werd begeleid door een jobcoach bij haar sollicitatieactiviteiten. Die begeleiding heeft geleid tot een dienstbetrekking elders voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van één maand, ingaande op 1 november 2021. De werkneemster heeft haar werkgever daarvan pas op de hoogte gesteld nadat deze het loon had uitbetaald over de maand november. De werkgever reageerde daarop met de mededeling dat hij de dienstbetrekking met ingang van 1 december 2021 als beëindigd beschouwde.

De kantonrechter is van oordeel dat het enkel aanvaarden van een functie elders in het kader van het tweede spoor niet zonder meer als een beëindigingshandeling van de werknemer kan worden gezien. Dat geldt ook als het gaat om een ‘harde’ arbeidsovereenkomst bij die andere werkgever voor een vaste periode. Dat volgt uit de wetsgeschiedenis. De kantonrechter merkt verder op dat opzegging door een werknemer niet snel moet worden aangenomen. Het moet gaan om een duidelijke en ondubbelzinnige op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerichte wilsverklaring. In dit geval heeft de werkgever nagelaten om vast te stellen of de werkneemster daadwerkelijk de arbeidsovereenkomst heeft willen opzeggen. Omdat de werkneemster uiteindelijk heeft ingestemd met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 december 2021, heeft de kantonrechter de werkgever veroordeeld de transitievergoeding aan de werkneemster te betalen.

De kantonrechter veroordeelde de werkgever ook tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging. De werkgever heeft voor het einde van de wachttijd van twee jaar arbeidsongeschiktheid de arbeidsovereenkomst als beëindigd beschouwd en daarbij geen opzegtermijn in acht genomen. Dat bij een juiste opzegging geen loon over die opzeggingstermijn verschuldigd zou zijn geweest doet aan de verplichting tot betaling en de berekening van de gefixeerde schadevergoeding niet af.

Toepassing voordrachtenvrijstelling op reeks hoorcolleges

Er geldt een vrijstelling van omzetbelasting voor het verzorgen van onderwijs door scholen en

Er geldt een vrijstelling van omzetbelasting voor het verzorgen van onderwijs door scholen en instellingen. Uitgezonderd van de vrijstelling is onderwijs met een vrijetijdskarakter of dat dient om vaardigheden in de persoonlijke levenssfeer te verwerven. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie EU moeten vrijstellingen, als uitzonderingen op de regel dat prestaties in beginsel belast zijn, strikt worden uitgelegd.

Een onderwijsinstelling bood naast haar reguliere onderwijsactiviteiten tegen vergoeding HOVO-cursussen aan. Dat is een vorm van cursorisch onderwijs binnen universiteiten en hogescholen voor iedereen vanaf vijftig jaar. Volgens de rechtbank is dat geen algemeen vormend onderwijs, omdat het onderwijs niet is gericht op de ontwikkeling van een persoon binnen de maatschappij, maar op de ontwikkeling van een persoon op zich. Zoals verweerder terecht heeft gesteld, is aannemelijk dat de HOVO-cursussen gericht zijn op ontwikkeling in de privésfeer. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom de vrijstelling van omzetbelasting niet van toepassing op deze cursussen.

In hoger beroep voert de instelling aan dat de voordrachtenvrijstelling van toepassing is. Deze vrijstelling geldt voor voordrachten, die strekken tot bevordering van wetenschap of algemene ontwikkeling en worden verzorgd door publiekrechtelijke lichamen, stichtingen of verenigingen.

Volgens Hof Amsterdam kan een reeks hoorcolleges worden aangemerkt als het geven van ‘een voordracht’. Voor de toepassing van de voordrachtenvrijstelling is niet van belang of het een enkele voordracht of een reeks van voordrachten betreft. Het feit dat een aantal cursussen qua onderwerp en inhoud overeenkomsten vertoont met het reguliere en van btw vrijgestelde onderwijs maakt niet dat de voordrachtenvrijstelling niet zou kunnen worden toegepast. Volgens het hof is niet van belang dat in een aantal gevallen cursusmateriaal ter voorbereiding op de in de voordrachten behandelde stof wordt aangeboden. Het cursusmateriaal is bedoeld om de voordrachten toegankelijker en aantrekkelijker te maken. De mogelijkheid voor cursisten om vragen te stellen tijdens de hoorcolleges ontneemt daaraan niet het karakter van een voordracht.

Het hof is van oordeel dat de HOVO-cursussen zijn vrijgesteld van omzetbelasting op grond van de voordrachtenvrijstelling.