Premiepercentages en maximumpremieloon 2019

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de premiepercentages en het maximumpremieloon voor

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de premiepercentages en het maximumpremieloon voor 2019 vastgesteld.


De premieheffing voor de AOW bedraagt 17,9%; de premie voor de Anw 0,1%. Deze percentages veranderen niet ten opzichte van 2018. Het maximumpremieloon bedraagt in 2019 € 55.927. De premie voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) is vastgesteld op 3,6%. De premie voor het Uitvoeringsfonds voor de overheid (Ufo) bedraagt 0,78%. De basispremie voor het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) is vastgesteld op 6,46%, terwijl de opslag op de basispremie Aof voor de kinderopvangtoeslag 0,5% bedraagt.


In tegenstelling tot voorgaande jaren heeft de minister de premieloongrenzen voor tijdvakken korter dan het premiejaar en voor werknemers met recht op vakantiebonnen, vakantietoeslagbonnen of daarmee overeenkomende aanspraken niet vastgesteld. Deze bedragen worden door herleiding bepaald en zullen door de Belastingdienst worden bekendgemaakt. Ook wordt in deze regeling geen percentage vastgesteld voor de vervangende sectorpremie. Met ingang van het premiejaar 2019 wordt door het UWV een gemiddeld premiepercentage vastgesteld voor de premie die ten gunste komt van de sectorfondsen. Dit gemiddelde premiepercentage komt in de plaats van de vervangende sectorpremie en wordt als vervangende premie geheven over uitkeringen uit sociale verzekeringen.

Tweede Kamer neemt Belastingplan 2019 aan

De Tweede Kamer heeft de wetsvoorstellen, die gezamenlijk het Belastingplan 2019 vormen, aangenomen. Het

De Tweede Kamer heeft de wetsvoorstellen, die gezamenlijk het Belastingplan 2019 vormen, aangenomen. Het gaat om de wetsvoorstellen Belastingplan 2019, Overige Fiscale Maatregelen 2019, Fiscale Vergroeningsmaatregelen 2019, Bedrijfsleven 2019, Implementatie EU-richtlijn ATAD1, Modernisering Kleineondernemersregeling in de omzetbelasting, Implementatie artikel 1 Richtlijn Elektronische Handel in de omzetbelasting en de aanpassing van de kansspelbelasting voor sportweddenschappen. Via amendementen zijn enkele wijzigingen aangebracht in de oorspronkelijke wetsvoorstellen Belastingplan 2019, Fiscale Vergroeningsmaatregelen 2019 en Implementatie EU-richtlijn ATAD1.


Zo is een wijziging aangebracht in de Gemeentewet die gemeenten de mogelijkheid geeft om voor sportaccommodaties, dorpshuizen en andere sociaal belang behartigende instellingen het tarief voor woningen te hanteren in de onroerendezaakbelasting in plaats van het tarief voor niet-woningen. Het tarief voor woningen is meestal lager dan het tarief voor niet-woningen.


In de afvalstoffenbelasting is een wijziging aangebracht in de vorm van een vrijstelling voor de afgifte van afzonderlijk aangeboden asbest en asbesthoudende producten afkomstig van asbestdaken. Tegelijk wordt het tarief van de afvalstoffenbelasting verhoogd met 73 cent van € 31,39 naar € 32,12 per 1.000 kilogram afvalstoffen.


Voor de controlled foreign company-maatregel ter beperking van de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting is sprake van een gecontroleerd lichaam als dat lichaam is gevestigd in een laagbelastende staat. Van een laagbelastende staat is onder andere sprake bij een winstbelasting van minimaal 9%. Dat tarief is bij amendement gewijzigd; het wetsvoorstel ging uit van een tarief van 7%.

Denk aan de gebruikelijkloonregeling

De dga en zijn partner zijn wettelijk verplicht om voor hun werkzaamheden voor de bv ten minste een

De dga en zijn partner zijn wettelijk verplicht om voor hun werkzaamheden voor de bv ten minste een gebruikelijk loon te ontvangen. Dat houdt in dat zij het hoogste van de volgende bedragen aan salaris moeten ontvangen:



  1. 75% van het salaris uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;

  2. het hoogste salaris van de overige werknemers van de bv;

  3. € 45.000.

De bv mag aannemelijk maken dat het salaris lager moet zijn. Er mag rekening worden gehouden met een afwijking ten opzichte van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking van 25%, zolang het loon daardoor niet lager wordt dan € 45.000. De regeling geldt voor iedere bv waarin u of uw partner een aanmerkelijk belang heeft en waarvoor u werkzaamheden verricht. De regeling hoeft echter niet te worden toegepast als de werkzaamheden zo beperkt zijn dat een gebruikelijke beloning niet hoger zou zijn dan € 5.000 bruto per jaar.

Leen geld uit aan uw kinderen voor hun eigen woning

Wanneer u (een deel van) de benodigde financiering voor de eigen woning aan uw kinderen verzorgt, kan dat

Wanneer u (een deel van) de benodigde financiering voor de eigen woning aan uw kinderen verzorgt, kan dat voor beide partijen gunstig zijn. U ontvangt een hogere rente dan op een spaarrekening haalbaar is en uw kinderen betalen wellicht minder rente dan zij aan de bank zouden moeten betalen. De rente voor een lening voor de eigen woning is aftrekbaar als de lening in maximaal 30 jaar volledig wordt afgelost. Dat geldt ook voor leningen van andere geldverstrekkers dan banken, zoals een lening van de ouders. Een te hoge of te lage rente kan als een schenking voor de schenkbelasting worden aangemerkt.


De lening kan gecombineerd worden met een (jaarlijkse) schenking aan de kinderen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de jaarlijkse vrijstelling van € 5.363. De kinderen kunnen de schenking gebruiken om de rente of de aflossing te betalen.

Vergeet niet om WBSO aan te vragen

Voor speur- & ontwikkelingswerk (S&O) dat wordt uitgevoerd door uw personeel heeft u recht op een

Voor speur- & ontwikkelingswerk (S&O) dat wordt uitgevoerd door uw personeel heeft u recht op een afdrachtvermindering van de loonheffingen. De WBSO bedraagt in 2019 32% van het loon tot een loonbedrag van € 350.000 en 14% over het meerdere loon. Gaat u in 2019 S&O verrichten, vraag dan tijdig een S&O-verklaring aan bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Uw aanvraag moet één kalendermaand voor de start van de werkzaamheden zijn ingediend. Per kalenderjaar mogen drie aanvragen worden ingediend.

Controleer uw hypotheek(rente)

Gezien de lage rente, die u krijgt op uw spaartegoed, kan het aantrekkelijk zijn om (extra) af te lossen

Gezien de lage rente, die u krijgt op uw spaartegoed, kan het aantrekkelijk zijn om (extra) af te lossen op uw hypotheekschulden. Hoewel de hypotheekrente nog steeds heel laag is, ligt deze toch hoger dan de spaarrente. Boetevrije aflossing is vaak mogelijk tot 10 of zelfs 20% van de oorspronkelijke hoofdsom. Aflossing met spaargeld verlaagt bovendien het vermogen in box 3, waardoor u mogelijk minder belasting betaalt.


Heeft u de rente in het verleden voor langere tijd vastgezet op een hoger niveau dan de huidige rente? Informeer bij uw bank naar de mogelijkheid van rentemiddeling of vraag eens wat het u kost aan boeterente om het contract open te breken en de rente op een lager niveau vast te zetten. Omdat er altijd een deel extra mag worden afgelost, kan dit voordelig zijn. De boeterente die u bij vervroegde aflossing moet betalen is aftrekbaar.


Oriënteer u eens bij andere geldverstrekkers dan uw huisbankier. Ondanks de kosten van een nieuwe hypotheek kan het voordeliger zijn om over te stappen. Denk eens aan uw eigen bv als geldverstrekker voor uw hypotheek.


Betaal hypotheekrente vooruit
Verwacht u in 2019 een veel lager inkomen in box 1 dan in 2018? Dan kan het aantrekkelijk zijn om de hypotheekrente van het eerste halfjaar van 2019 vooruit te betalen en in 2018 tegen een hoger belastingtarief in aftrek te brengen.

Beperk de belastingheffing in box 3

Het vermogen van een natuurlijke persoon, dat niet in box 1 of in box 2 valt, valt in box 3. In box 1

Het vermogen van een natuurlijke persoon, dat niet in box 1 of in box 2 valt, valt in box 3. In box 1 valt het ondernemingsvermogen en de eigen woning, in box 2 vallen aandelen die een aanmerkelijk belang vormen. Schulden komen in mindering op het vermogen in box 3. Dat geldt echter niet voor belastingschulden. Alleen erfbelastingschulden kunnen als schuld in box 3 worden opgevoerd.


U kunt de belastingheffing in box 3 beperken door uw belastingschulden voor de jaarwisseling te betalen. Als u verwacht dat u belasting moet (bij)betalen, is het raadzaam om de Belastingdienst te vragen om een voorlopige aanslag of om een aangifte in te dienen en de aanslag voor de peildatum te betalen. Heeft u het verzoek uiterlijk acht weken voor het einde van het jaar gedaan, maar heeft de Belastingdienst nog niet of te laat gereageerd op het verzoek, dan mag u het nog niet betaalde bedrag wel als schuld in box 3 aanmerken.


Maak gebruik van de vrijstellingen
Er bestaan diverse vrijstellingen in box 3, bijvoorbeeld voor voorwerpen van kunst en wetenschap en voor groene beleggingen. Het kan aantrekkelijk zijn om belast vermogen (tijdelijk) om te zetten in vrijgesteld vermogen. Belegt u groen, dan bespaart u niet alleen belasting in box 3, maar profiteert u ook van een extra heffingskorting in box 1 van 0,7% van de waarde van de vrijgestelde beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling van maximaal €  57.845 (€ 115.690 voor fiscale partners).

Vermogensoverheveling naar de (klein)kinderen

Na uw overlijden gaat uw vermogen naar uw erfgenamen. Uw erfgenamen moeten over hun aandeel in de

Na uw overlijden gaat uw vermogen naar uw erfgenamen. Uw erfgenamen moeten over hun aandeel in de nalatenschap erfbelasting betalen. Heeft u geen testament, dan geldt het wettelijk erfrecht. Dat komt er in veel gevallen op neer dat de echtgenoot en de kinderen voor gelijke delen erven, waarbij het vruchtgebruik van de kindsdelen naar de echtgenoot gaat. De kinderen krijgen een vordering op de echtgenoot. Voor de echtgenoot geldt een hoge vrijstelling. De vrijstelling voor de kinderen is echter beperkt.


Testament?
De wettelijke regeling kan goed uitpakken, maar een goed testament kan helpen om bij overlijden belasting te besparen. Soms wordt gekozen voor het verschuiven van erfbelasting in plaats van besparen van erfbelasting. Een mogelijke reden hiervoor is dat het geld vastzit, bijvoorbeeld in een huis of in beleggingen. Het kan fiscaal gunstig zijn om ook de kleinkinderen te laten erven, bijvoorbeeld door voor hun legaten op te nemen in het testament. Een kleinkind kan van zijn grootouders een bedrag van € 20.371 belastingvrij erven. Wanneer u een testament heeft, is het goed om te laten controleren of uw testament nog actueel is en passend bij uw huidige situatie en bij uw wensen. Heeft u geen testament, overweeg dan om een testament op te laten stellen.


Gebruik de schenkingsvrijstellingen
Door tijdens uw leven (een deel van) uw vermogen over te dragen aan uw kinderen kan de heffing van erfbelasting worden beperkt. Door schenkingen te spreiden in de tijd kunt u optimaal gebruik maken van de bestaande vrijstellingen. Schenkingen aan uw kinderen zijn vrij van schenkbelasting tot € 5.363 per kind. Voor kinderen tussen 18 en 40 jaar geldt eenmalig een verhoogde vrijstelling van € 25.731. De verhoogde vrijstelling kan verder worden verhoogd tot € 53.602 als de schenking betrekking heeft op een dure studie van het kind. Heeft uw kind voor 1 januari 2010 gebruik gemaakt van de verhoogde vrijstelling, dan is een aanvullende schenking voor studie of woning vrijgesteld tot maximaal € 27.871. Schenkingen aan kleinkinderen of aan anderen zijn vrijgesteld tot een bedrag van € 2.147.


Vrijstelling schenking eigen woning
Doet u een schenking die verband houdt met de financiering van een eigen woning van de verkrijger, dan geldt een zeer ruime vrijstelling van € 100.800. Voor het benutten van deze vrijstelling hoeft er geen familierelatie tussen schenker en verkrijger te zijn. De verkrijger moet tussen 18 en 40 jaar oud zijn. Het bedrag van € 100.800 wordt verminderd met eerder toegepaste verhoogde vrijstellingen, voor zover het gaat om schenkingen van ouders aan kinderen voor de eigen woning of de studie. In bepaalde situaties is het mogelijk om een eerdere vrijgestelde schenking voor de eigen woning aan kinderen belastingvrij aan te vullen.

Verhoging lage btw-tarief

Het lage tarief van de btw is onder meer van toepassing op eerste levensbehoeften en op een aantal

Het lage tarief van de btw is onder meer van toepassing op eerste levensbehoeften en op een aantal arbeidsintensieve diensten. Onderdeel van Belastingplan 2019 is een verhoging van het lage btw-tarief van 6 naar 9% met ingang van 1 januari 2019. Er komt geen overgangsmaatregel. Dat betekent dat het moment waarop de btw verschuldigd is, bepaalt hoe hoog het lage btw-tarief is.


Vooruitbetalingen
Op in 2018 ontvangen vooruitbetalingen is het tarief van 6% van toepassing, ongeacht wanneer de factuur wordt verzonden of wanneer de prestatie wordt verricht. Wil sprake zijn van een vooruitbetaling, dan moeten alle relevante elementen van de prestatie bekend zijn op het moment van de betaling.


Reguliere betalingen
Voor reguliere betalingen voor prestaties maken we onderscheid tussen drie situaties.



  1. Bij toepassing van het kasstelsel is btw verschuldigd op het moment waarop de betaling wordt ontvangen. Is dat in 2018, dan geldt het tarief van 6%. Is dat in 2019, dan is het tarief 9%.

  2. Heeft de ondernemer een factureringsplicht, dan is de btw verschuldigd op het moment van uitreiken van de factuur. Een factureringsplicht geldt voor prestaties aan andere ondernemers en aan rechtspersonen die geen ondernemer zijn. Ook geldt een factureringsplicht voor afstandsverkopen en intracommunautaire leveringen. Als de prestatie nog niet is verricht, is er nog geen factureringsplicht. 

  3. Heeft de ondernemer geen factureringsplicht en past hij niet het kasstelsel toe, dan is de btw verschuldigd op het moment waarop de prestatie wordt verricht. Is dat in 2018, dan geldt het tarief van 6%; is dat in 2019, dan geldt het tarief van 9%. Het moment waarop de factuur wordt uitgereikt is niet van belang in dit geval.

De bijtelling voor de auto van de zaak

Voor het privégebruik van een auto van de zaak moet een bijtelling bij het loon van de werknemer worden

Voor het privégebruik van een auto van de zaak moet een bijtelling bij het loon van de werknemer worden gedaan. De standaardbijtelling bedraagt sinds 2017 22% van de catalogusprijs van de auto. Voor auto’s die voor 2017 zijn aangeschaft of geleaset gelden andere percentages. Lagere bijtellingen gelden gedurende 60 maanden. Daarna geldt de standaardbijtelling. Voor auto’s van voor 2017 bedraagt de standaardbijtelling niet 22 maar 25%.


Bijtelling elektrische auto
De bijtelling voor een elektrische auto bedraagt 4% van de catalogusprijs. Met ingang van 2019 is de verlaagde bijtelling beperkt tot de eerste € 50.000 van de catalogusprijs en geldt voor het meerdere de reguliere bijtelling van 22%. Dit geldt voor auto’s die op of na 1 januari 2019 op kenteken zijn gezet.


Overweegt u de aanschaf van een duurdere elektrische auto, investeer dan nog in 2018 om gedurende 60 maanden over de gehele catalogusprijs het voordeel van de lage bijtelling te hebben. Omdat de verlaagde bijtelling voor een periode van 60 maanden vanaf de datum waarop de auto op kenteken is gezet geldt, kunt u overwegen om een jonge gebruikte elektrische auto aan te schaffen. Dat kan ook nog in 2019. U profiteert dan niet van de verlaagde bijtelling over de volle 60 maanden, maar over de resterende maanden.


Controleer de rittenadministratie
Er hoeft geen bijtelling plaats te vinden als uw werknemer kan bewijzen dat hij op jaarbasis niet meer dan 500 km privé rijdt met de auto. Dat bewijs kan hij leveren met een sluitende rittenadministratie. U moet deze rittenadministratie controleren en bij de loonadministratie bewaren. Klopt de administratie niet, dan moet u bijtellen bij het loon van de werknemer. Ook bij gebruik van een “verklaring geen privégebruik” moet uw werknemer kunnen bewijzen dat hij op jaarbasis niet meer dan 500 km privé met de auto rijdt.