Wetsvoorstel btw-behandeling vouchers aangenomen

Het wetsvoorstel betreffende de btw-behandeling van vouchers is door de Eerste Kamer als hamerstuk

Het wetsvoorstel betreffende de btw-behandeling van vouchers is door de Eerste Kamer als hamerstuk afgedaan. Een hamerstuk is een wetsvoorstel waarover niemand tijdens een plenaire vergadering het woord wenst te voeren en dat zonder stemming wordt aanvaard.


De wet is bedoeld ter invoering van de Europese voucherrichtlijn in de Wet op de omzetbelasting. De richtlijn omvat een definitie, een onderverdeling in soorten vouchers en regels over het al dan niet heffen van btw bij transacties met vouchers. De richtlijn heeft alleen betrekking op vouchers die kunnen worden ingewisseld voor goederen of diensten. Vouchers die recht geven op korting bij de aankoop van goederen of diensten vallen niet onder de nieuwe regels.


De soort voucher bepaalt of btw wordt geheven bij de uitgifte of op het moment van gebruik van de voucher. Er wordt onderscheid gemaakt in vouchers voor enkelvoudig en voor meervoudig gebruik. Bij vouchers voor enkelvoudig gebruik wordt btw geheven bij de uitgifte en bij iedere doorverkoop van de voucher. De maatstaf van heffing is de vergoeding die voor de voucher wordt betaald. De uitgifte en doorverkoop van vouchers voor meervoudig gebruik blijft buiten de btw-heffing. De heffing vindt dan plaats bij de inwisseling van de voucher. Voor de maatstaf van heffing gelden specifieke bepalingen. Uitgangspunt voor de maatstaf van heffing is het bedrag dat de consument heeft betaald bij de aankoop van de voucher of de intrinsieke waarde van de voucher.
Een voucher kan een fysieke of een elektronische vorm hebben. De nieuwe regeling moet zorgen dat situaties van dubbele of van niet-heffing bij grensoverschrijdende vouchers met ingang van 1 januari 2019 niet meer kunnen voorkomen. Grensoverschrijdend gebruik van vouchers vindt voornamelijk plaats bij telefoonkaarten.


In verband met de wetswijziging zal het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 moeten worden aangepast. Dat besluit bevat bepalingen over ondernemers, die aan afnemers zegels of waardebonnen verstrekken die zij al, dan niet met bijbetaling, kunnen inwisselen tegen goederen. Deze bepalingen zijn per 1 januari 2019 niet meer van toepassing op zegels of waardebonnen die worden aangemerkt als vouchers. Voor zegels of waardebonnen, die niet onder de nieuwe wettelijke regeling voor vouchers vallen, blijven de bestaande bepalingen van kracht. De beleidsbesluiten voor zegels en waardebonnen, voor cadeaubonnen en voor telefoonkaarten zullen ook worden aangepast aan de nieuwe voucherregels.

Onzakelijke lening

Een lening tussen gelieerde partijen kan als onzakelijk worden aangemerkt wanneer deze onder zodanige

Een lening tussen gelieerde partijen kan als onzakelijk worden aangemerkt wanneer deze onder zodanige voorwaarden is verstrekt dat een debiteurenrisico wordt gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou accepteren. De beoordeling van de zakelijkheid van een lening gebeurt in eerste instantie naar het moment van de geldverstrekking. Ook een geldlening, die valt onder het regime van de terbeschikkingstellingsregeling van de Wet IB 2001, kan een onzakelijke lening zijn. De bewijslast voor onzakelijkheid van de lening ligt bij de inspecteur.


In een procedure voerde de inspecteur ter onderbouwing van de onzakelijkheid van een lening aan, dat de debiteur geen zekerheden had gesteld, dat er geen aflossingsschema was en dat externe partijen niet bereid waren om een financiering te verstrekken. De procedure had betrekking op een lening die door een aandeelhouder aan een bv was verstrekt. De bv verkeerde voor de verstrekking van de geldlening al in een slechte financiële positie verkeerde. Het hof was van oordeel dat de aandeelhouder een onzakelijk debiteurenrisico had aanvaard vanuit zijn positie als aandeelhouder. De bewijslast van de inspecteur gaat niet zo ver dat hij moet aantonen dat ook andere externe financiers dan de banken, aan wie tevergeefs om een financiering is gevraagd, niet bereid waren de geldlening onder dezelfde voorwaarden als de aandeelhouder te verstrekken.


De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de aandeelhouder tegen de uitspraak van het hof ongegrond verklaard.

Belastingdienst mocht gekochte informatie niet als bewijs gebruiken

Hof Den Bosch heeft onlangs geoordeeld dat de Belastingdienst van een anonieme tipgever gekochte

Hof Den Bosch heeft onlangs geoordeeld dat de Belastingdienst van een anonieme tipgever gekochte informatie over buitenlandse bankrekeningen van Nederlanders niet mocht gebruiken als bewijsmateriaal. Volgens het hof waren er geen gewichtige redenen waarom de identiteit van de tipgever en de met hem gesloten overeenkomst geheim zouden moeten worden gehouden. De inspecteur had eerder in de procedure een beroep op geheimhouding gedaan. Dat beroep was afgewezen. Wanneer de inspecteur, nadat zijn beroep op geheimhouding of beperkte kennisneming is afgewezen, de gevraagde informatie niet wil geven is het aan de rechter om daaraan eventueel gevolgen te verbinden.


Het hof was van oordeel dat de tipgever de informatie heeft verkregen door een misdrijf te plegen. Hoewel de Belastingdienst heeft betaald voor uit een misdrijf afkomstig bewijsmateriaal wil dat niet altijd zeggen dat het bewijsmateriaal niet mag worden gebruikt. Dit hangt af van een beoordeling van de gemaakte belangenafweging. Het belang van een juiste belastingheffing en van het bestrijden van belastingontwijking moet worden afgewogen tegen het niet belonen van crimineel gedrag. De inspecteur moet de rechter inzicht geven in de door hem gemaakte belangenafweging. In dit geval heeft de inspecteur dat niet of onvoldoende gedaan.


Er is geen onderzoek gedaan naar de precieze wijze waarop de tipgever het bewijsmateriaal heeft verzameld of naar een mogelijk strafrechtelijk verleden van de tipgever. De inspecteur heeft geen inzicht willen geven in de met de tipgever gemaakte beloningsafspraak, hoewel hij die informatie volgens de uitspraak van de geheimhoudingskamer van de rechtbank had moeten geven. Ten slotte is niet duidelijk geworden wat de verwachte belastingopbrengst was bij gebruik van het bewijsmateriaal. De belangenafweging schoot daarom tekort. De consequenties daarvan waren voor rekening van de inspecteur. Het hof heeft de opgelegde belastingaanslagen vernietigd.

Controleer de WOZ-waarde van uw woning

Ieder voorjaar ontvangt u van de gemeente de WOZ-beschikking voor uw eigen woning. De WOZ-beschikking

Ieder voorjaar ontvangt u van de gemeente de WOZ-beschikking voor uw eigen woning. De WOZ-beschikking 2018 kent als waardepeildatum 1 januari 2017. Omdat de huizenmarkt inmiddels flink is aangetrokken, mag verwacht worden dat ook de WOZ-waarde van uw woning is gestegen. Het kan geen kwaad om de vastgestelde waarde te controleren. Bent u van mening dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld, dan kunt u tegen de beschikking bezwaar maken.


De gemeente moet uw bezwaarschrift binnen zes weken na dagtekening van de beschikking hebben ontvangen. Bent u te laat met het indienen van uw bezwaarschrift, dan kunt u niet in beroep gaan bij de rechter tegen de reactie van de gemeente op uw bezwaar. De WOZ-waarde is niet alleen van belang voor lokale heffingen als de onroerendezaakbelasting en de waterschapslasten, maar ook voor de inkomstenbelasting (via het eigenwoningforfait) en mogelijk de schenk- en erfbelasting.

Eerder aangekondigde spoedreparatie fiscale eenheid gaat door

Op 25 oktober 2017 heeft de advocaat-generaal (A-G) van het Hof van Justitie EU geconcludeerd dat de

Op 25 oktober 2017 heeft de advocaat-generaal (A-G) van het Hof van Justitie EU geconcludeerd dat de Nederlandse regeling van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting in bepaalde opzichten in strijd is met het EU-recht. Naar aanleiding van deze conclusie van de A-G zijn direct spoedreparatiemaatregelen aangekondigd voor het geval het Hof van Justitie EU de conclusie van de A-G zou volgen. Die uitspraak is er nu. Het Hof van Justitie EU heeft de zienswijze van de A-G overgenomen.


De eerder aangekondigde reparatiemaatregelen zullen in het tweede kwartaal van 2018 als wetsvoorstel aan de Tweede Kamer ter behandeling worden aangeboden. Onderdeel van het wetsvoorstel zal invoering met terugwerkende kracht tot woensdag 25 oktober 2017, 11.00 uur zijn. Dat is het tijdstip waarop de spoedreparatiemaatregelen zijn aangekondigd. De staatssecretaris merkt op dat het bestaande regime van de fiscale eenheid binnen afzienbare termijn moet worden herzien en opgevolgd door een toekomstbestendige concernregeling.

Zonder notaris trouwen in algehele gemeenschap van goederen

Tot 1 januari 2018 was het uitgangspunt van het huwelijksgoederenregime de algehele gemeenschap van

Tot 1 januari 2018 was het uitgangspunt van het huwelijksgoederenregime de algehele gemeenschap van goederen. Wie daarvan wilde afwijken moest naar de notaris om huwelijkse voorwaarden op te laten stellen. Voor mensen, die na 1 januari 2018 in het huwelijk treden, geldt zonder nadere regeling een beperkte gemeenschap van goederen. Willen mensen in algehele gemeenschap van goederen trouwen, dan moeten zij naar de notaris voor het opmaken van huwelijkse voorwaarden.


De minister van Rechtsbescherming komt nu met een wetsvoorstel waarin wordt geregeld dat mensen die in algehele gemeenschap van goederen willen trouwen niet naar de notaris hoeven. In plaats daarvan kunnen zij volstaan met een verklaring, die zij uiterlijk één werkdag voor de huwelijksvoltrekking bij de ambtenaar van de burgerlijke stand moeten indienen. De ambtenaar van de burgerlijke stand draagt op verzoek van het echtpaar zorg voor registratie in het huwelijksgoederenregister van de verklaring. Dat doet hij door de verklaring door te sturen naar de griffie van de rechtbank. Omdat het geregistreerd partnerschap wettelijk gelijk wordt behandeld als het huwelijk, geldt dit wetsvoorstel ook voor de registratie van een partnerschap.


De minister heeft het wetsvoorstel ter consultatie gepubliceerd. Wie dat wil kan daar tot 8 april op reageren.