Vergoeding reiskosten aan mantelzorgers

Onder voorwaarden zijn uitgaven voor specifieke zorgkosten aftrekbaar. In de Wet IB 2001 wordt omschreven

Onder voorwaarden zijn uitgaven voor specifieke zorgkosten aftrekbaar. In de Wet IB 2001 wordt omschreven welke categorieën van uitgaven aftrekbaar kunnen zijn. Het gaat onder meer om de kosten van extra gezinshulp. Voor aftrekbaarheid is vereist dat de uitgaven voor de gezinshulp meer bedragen dan een percentage van het zogenaamde verzamelinkomen voor de toepassing van de persoonsgebonden aftrek. Verder is vereist dat er aan de hand van gedagtekende facturen kan worden aangetoond dat er uitgaven voor gezinshulp zijn gedaan. Ook reiskosten kunnen aftrekbaar zijn als zorgkosten. De reiskosten moeten dan zijn gemaakt voor het vervoer van een zieke voor het ondergaan van een medische behandeling.


In een procedure was de vraag aan de orde of iemand recht had op aftrek van de vergoedingen die hij betaalde aan twee van zijn kinderen die de mantelzorg voor hun rekening namen. Naar het oordeel van zowel de rechtbank als het gerechtshof waren deze uitgaven niet aftrekbaar. Wegens het ontbreken van facturen waaruit bleek dat uitgaven voor gezinshulp waren gedaan was niet aan de vereisten voor aftrek voldaan. Op de zitting was duidelijk geworden dat de uitgaven een vergoeding voor reiskosten van de mantelzorgers vormden. Ook om die reden konden de uitgaven niet als specifieke zorgkosten in aftrek worden gebracht, aangezien de reiskosten geen betrekking hadden op het vervoer van een zieke.

Geen animo voor stapsgewijs omzetten van hypotheken

De Tweede Kamer heeft vorig jaar een motie aangenomen waarin de regering wordt gevraagd om in samenspraak

De Tweede Kamer heeft vorig jaar een motie aangenomen waarin de regering wordt gevraagd om in samenspraak met kredietverstrekkers mogelijk te maken dat hypotheken stapsgewijs worden omgezet in een vorm met lagere maandlasten. Dat zou moeten gebeuren door gebruik te maken van de mogelijkheid om ieder jaar een deel boetevrij af te lossen en dat deel over te sluiten. Op die manier zou oversluiten zonder vergoeding aan de kredietverstrekker mogelijk zijn. Wet- en regelgeving kennen geen belemmering voor stapsgewijs oversluiten.


Tijdens overleg met het Platform Hypotheken werd geconcludeerd dat de voordelen van stapsgewijs oversluiten niet opwegen tegen de nadelen. Dat geldt zowel voor stapsgewijs oversluiten bij de eigen kredietverstrekker als voor stapsgewijs oversluiten naar een andere kredietverstrekker. De vrees bestaat dat het stapsgewijs oversluiten een negatief effect zal hebben op het aanbod van lange rentevastperiodes en flexibele hypotheekvoorwaarden. Door stapsgewijs over te sluiten wordt de rentevastperiode eenzijdig en kosteloos opengebroken. Er bestaan andere laagdrempelige mogelijkheden om te profiteren van de huidige lage rente, zoals regulier oversluiten of rentemiddeling. Daarnaast ontstaat een complexe situatie wanneer er meerdere leningdelen zijn met hetzelfde onderpand bij meerdere kredietverstrekkers.


De minister van Financiën heeft aan de Tweede Kamer laten weten dat hij, gelet op de uitkomsten van het overleg, het niet opportuun vindt om aanbieders op te roepen om stapsgewijs oversluiten breed aan te bieden.

Gebruik woning tijdens verblijf in buitenland

De eigen woning van een belastingplichtige valt in box 1 van de inkomstenbelasting. Er moet een aan de

De eigen woning van een belastingplichtige valt in box 1 van de inkomstenbelasting. Er moet een aan de waarde van de woning gerelateerd bedrag bij het inkomen worden geteld, terwijl de rente en de kosten van de financiering van de woning aftrekbaar zijn. Een woning blijft gelden als eigen woning voor de inkomstenbelasting gedurende tijdelijk verblijf elders, bijvoorbeeld in het buitenland. Gedurende deze periode mag de woning niet aan derden ter beschikking worden gesteld en mogen de belastingplichtige en zijn partner geen andere eigen woning hebben. Wordt niet aan de voorwaarden voldaan, dan valt de woning niet langer onder de eigenwoningregeling en gaat deze van box 1 naar box 3. De betaalde hypotheekrente is dan niet aftrekbaar. Gebruik van de woning tijdens het verblijf elders door mensen die deel uitmaken van het huishouden van de belastingplichtige is toegestaan.


Naar het oordeel van Hof Den Bosch kwalificeert het gebruik van een woning door een neef van de belastingplichtige als het ter beschikking stellen van de woning aan een derde. Volgens het hof behoorde de neef niet tot het huishouden van de belastingplichtige en moest de neef dus worden aangemerkt als een derde. De neef logeerde in de woning van de belastingplichtige wanneer hij voor zijn studie in de buurt moest zijn. Het hof vond van belang dat de neef toestemming had voor het gebruik van de woning en dat sprake was van meer dan incidenteel logeren. Dat de neef slechts gebruik maakte van één slaapkamer en van de algemene voorzieningen in de woning wil niet zeggen dat de woning niet aan derden ter beschikking werd gesteld.
Het hof was van oordeel dat de inspecteur de woning terecht niet als eigen woning heeft aangemerkt.

Herinvesteringsreserve en emigratie

De Wet IB 2001 bevat een bepaling die tot gevolg heeft dat bij het overbrengen van vermogensbestanddelen

De Wet IB 2001 bevat een bepaling die tot gevolg heeft dat bij het overbrengen van vermogensbestanddelen van een in Nederland gedreven onderneming naar het buitenland belasting wordt geheven over de meerwaarde wanneer de ondernemer niet langer binnenlands belastingplichtig is. De wet bevat verder een eindafrekeningsbepaling. Op grond van deze bepaling worden niet eerder in aanmerking genomen voordelen uit onderneming gerekend tot de winst over het kalenderjaar waarin een ondernemer ophoudt in Nederland winst uit de onderneming te genieten.


De vraag in een procedure was of een van deze bepalingen tot gevolg heeft dat een door een ondernemer gevormde herinvesteringsreserve bij zijn emigratie moet vrijvallen. Hof Arnhem-Leeuwarden was van oordeel dat de eerste bepaling niet van toepassing is omdat een herinvesteringsreserve geen vermogensbestanddeel is dat naar het buitenland kan worden verplaatst of kan worden vervreemd. Ook de eindafrekeningsbepaling had volgens het hof niet tot gevolg dat over de herinvesteringsreserve inkomstenbelasting moest worden betaald. De ondernemer had ook na zijn emigratie nog ondernemingsvermogen in Nederland. Daarom is hij in het jaar van emigratie niet opgehouden in Nederland uit de onderneming winst te genieten.


De Hoge Raad is van mening dat het hof terecht heeft geoordeeld dat een herinvesteringsreserve geen bestanddeel van het vermogen van een onderneming is. Volgens de Hoge Raad vloeit uit het feit dat de ondernemer op de balans per 31 december van het jaar van emigratie nog steeds een herinvesteringsreserve aanhield voort dat de ondernemer in dat jaar niet is opgehouden in Nederland winst uit onderneming te genieten. Daarom werd aan eindafrekening niet toegekomen.

Plannen regeerakkoord slecht voor mkb

In een brief aan de bewindslieden van Financiën hebben vier organisaties van accountants en

In een brief aan de bewindslieden van Financiën hebben vier organisaties van accountants en belastingadviseurs erop gewezen dat maatregelen die in het regeerakkoord zijn opgenomen niet gunstig zijn voor het mkb. Gedoeld wordt op maatregelen die de IB-ondernemer en de dga met zijn bv treffen. Door de aangekondigde invoering van een tweeschijvenstelsel in 2021 gaan werknemers erop vooruit. Dat voordeel geldt ook voor de IB-ondernemer, maar dit wordt verminderd doordat de mkb-winstvrijstelling dan tegen het laagste belastingtarief in aftrek wordt gebracht. Het voordeel van de aangekondigde verlaging van het Vpb-tarief wordt gecompenseerd door een verhoging van het tarief in box 2 van de inkomstenbelasting. Die verhoging geldt ook voor eerder behaalde winsten wanneer zij in 2020 of later worden uitgekeerd.


De organisaties merken op dat het regeerakkoord ook enkele maatregelen omvat die de bv, en daarmee de dga, treffen en de IB-ondernemer ontzien. Het gaat om de beperking van de afschrijving op gebouwen in eigen gebruik tot op 100% van de WOZ-waarde en de verkorting van de voorwaartse verliesverrekening tot zes jaren. Er is nu al een verschil in achterwaartse verliesverrekening ten nadele van de bv. Voor de IB-ondernemer bedraagt de termijn drie jaren, voor de bv is dit één jaar.


De organisaties bepleiten dat:



  1. de mkb-winstvrijstelling aftrekbaar blijft tegen het marginale tarief in box 1;

  2. het ab-tarief in box 2 voor dga’s 25% blijft;

  3. het verschil in belastingdruk over het ondernemersloon tussen de IB-ondernemer en de dga verkleind wordt.

Bij een vergelijking van de in het regeerakkoord opgenomen plannen voor het mkb met de voorstellen voor het grote internationale bedrijfsleven komt het mkb er volgens deze organisaties bekaaid vanaf.

Paardensportaccommodatie geen onderdeel eigen woning

De Wet IB 2001 merkt als een eigen woning aan een gebouw met aanhorigheden, voor zover dat aan de

De Wet IB 2001 merkt als een eigen woning aan een gebouw met aanhorigheden, voor zover dat aan de belastingplichtige of zijn huishouden als hoofdverblijf ter beschikking staat op grond van eigendom. Wat onder aanhorigheden moet worden begrepen staat niet in de wet omschreven. Uit de rechtspraak kan worden afgeleid dat het moet gaan om een bijgebouw dat behoort bij de woning, daarbij in gebruik is en aan de woning dienstbaar is. Of een bijgebouw bij de woning behoort is afhankelijk van diverse omstandigheden, zoals de afstand tot de woning, de bouwkundige situatie en de bereikbaarheid vanuit de woning of vanaf de bijbehorende grond.


De vraag in een procedure was of een accommodatie voor de paardensport als aanhorigheid bij de eigen woning kon worden aangemerkt. Aanvankelijk was het plan om de accommodatie bedrijfsmatig te gaan gebruiken. Er was een ondernemingsplan opgesteld op grond waarvan een omgevingsvergunning was aangevraagd. Objectieve kenmerken van de accommodatie benadrukten dat bedrijfsmatig gebruik was beoogd, aldus het hof. Daarbij werd gekeken naar de grootte van de accommodatie, de zelfstandige toegangsweg, de parkeergelegenheid voor bezoekers en de keuken met zitgelegenheid, die geschikt is voor grotere groepen. Door de ligging was zelfstandige exploitatie van de accommodatie mogelijk. Van dienstbaarheid aan de woning was bij de bouw geen sprake.


Het was vervolgens aan de eigenaar om aannemelijk te maken dat door een gewijzigd gebruik de accommodatie een aanhorigheid bij de woning was geworden. De eigenaar voerde aan dat de accommodatie was gebouwd in de stijl van de woning en wordt gebruikt door zijn echtgenote en inwonende dochter. Hij wees erop dat de accommodatie geen eigen nutsvoorzieningen en riolering had. De inspecteur bestreed dat door erop te wijzen dat de dochter van de eigenaar als hoofdgebruiker van de accommodatie elders woonde. Daarmee was niet voldaan aan de voorwaarde van gebruik door de bewoners van de woning. De accommodatie was niet dienstbaar aan de woning door het ontbreken van een functioneel verband. Het hof oordeelde dat de eigenaar niet aan zijn bewijslast had voldaan. De accommodatie was geen aanhorigheid van de eigen woning maar een afzonderlijke onroerende zaak die in box 3 viel. Gevolg was dat de op de accommodatie betrekking hebbende betaalde hypotheekrente niet in box 1 in aftrek kon worden gebracht.

Onzakelijke lening

Een lening tussen gelieerde partijen kan als onzakelijk worden aangemerkt wanneer deze onder zodanige

Een lening tussen gelieerde partijen kan als onzakelijk worden aangemerkt wanneer deze onder zodanige voorwaarden is verstrekt dat een debiteurenrisico wordt gelopen dat een onafhankelijke derde niet zou accepteren. De beoordeling van de zakelijkheid van een lening gebeurt in eerste instantie naar het moment van de geldverstrekking. Ook een geldlening, die valt onder het regime van de terbeschikkingstellingsregeling van de Wet IB 2001, kan een onzakelijke lening zijn. De bewijslast voor onzakelijkheid van de lening ligt bij de inspecteur.


In een procedure voerde de inspecteur ter onderbouwing van de onzakelijkheid van een lening aan, dat de debiteur geen zekerheden had gesteld, dat er geen aflossingsschema was en dat externe partijen niet bereid waren om een financiering te verstrekken. De procedure had betrekking op een lening die door een aandeelhouder aan een bv was verstrekt. De bv verkeerde voor de verstrekking van de geldlening al in een slechte financiële positie verkeerde. Het hof was van oordeel dat de aandeelhouder een onzakelijk debiteurenrisico had aanvaard vanuit zijn positie als aandeelhouder. De bewijslast van de inspecteur gaat niet zo ver dat hij moet aantonen dat ook andere externe financiers dan de banken, aan wie tevergeefs om een financiering is gevraagd, niet bereid waren de geldlening onder dezelfde voorwaarden als de aandeelhouder te verstrekken.


De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van de aandeelhouder tegen de uitspraak van het hof ongegrond verklaard.

Controleer de WOZ-waarde van uw woning

Ieder voorjaar ontvangt u van de gemeente de WOZ-beschikking voor uw eigen woning. De WOZ-beschikking

Ieder voorjaar ontvangt u van de gemeente de WOZ-beschikking voor uw eigen woning. De WOZ-beschikking 2018 kent als waardepeildatum 1 januari 2017. Omdat de huizenmarkt inmiddels flink is aangetrokken, mag verwacht worden dat ook de WOZ-waarde van uw woning is gestegen. Het kan geen kwaad om de vastgestelde waarde te controleren. Bent u van mening dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld, dan kunt u tegen de beschikking bezwaar maken.


De gemeente moet uw bezwaarschrift binnen zes weken na dagtekening van de beschikking hebben ontvangen. Bent u te laat met het indienen van uw bezwaarschrift, dan kunt u niet in beroep gaan bij de rechter tegen de reactie van de gemeente op uw bezwaar. De WOZ-waarde is niet alleen van belang voor lokale heffingen als de onroerendezaakbelasting en de waterschapslasten, maar ook voor de inkomstenbelasting (via het eigenwoningforfait) en mogelijk de schenk- en erfbelasting.

Goedkeuring toepassing eigenwoningregeling

De staatssecretaris van Financiën heeft in een besluit een goedkeurende regeling gepubliceerd voor de

De staatssecretaris van Financiën heeft in een besluit een goedkeurende regeling gepubliceerd voor de toepassing van de eigenwoningregeling. De goedkeuring heeft betrekking op een onbedoelde beperking van de renteaftrek bij partners die gezamenlijk een eigen woning kopen. Bij de toepassing van de bijleenregeling kan het zijn dat een deel van de schuld niet als eigenwoningschuld kan worden aangemerkt. Ook wanneer een van de partners een onder het overgangsregime vallende bestaande eigenwoningschuld heeft kan zich een beperking van de renteaftrek voordoen als de andere partner na 31 december 2012 een eigen woning verkrijgt en daarom aan de aflossingseis moet voldoen.


De staatssecretaris vindt het ongewenst dat partners van wie ten minste één voorafgaand aan de gezamenlijke aankoop van de eigen woning een eigenwoningverleden heeft, worden geconfronteerd met een niet-beoogde beperking van de renteaftrek. Daarom keurt hij onder voorwaarden goed dat het eigenwoningverleden van beide partners bij helfte wordt verdeeld over beide partners om daarna de individuele eigenwoningschuld en het eigenwoningverleden te bepalen. Deze goedkeuring geldt met ingang van het belastingjaar 2013. Voor deze goedkeuring gelden de volgende voorwaarden:
a) De partners kopen de eigen woning aan in een 50%-50%-verhouding en gaan de schuld(en) voor de financiering van de woning in diezelfde verhouding aan.
b) Beide partners doen een beroep op de goedkeuring door de eigenwoningreserve en de eigenwoningrente op deze manier in hun aangifte op te nemen.
c) Beide partners stemmen ermee in dat toepassing van de goedkeuring ook geldt voor latere jaren. De verdeling bij helfte van het eigenwoningverleden kan daardoor niet worden herzien of teruggedraaid in een later belastingjaar.


In andere situaties kunnen partners zich gezamenlijk wenden tot de Directie Vaktechniek van de Belastingdienst voor een beoordeling van een niet-beoogde beperking van de aftrek van eigenwoningrente.
Onherroepelijk vaststaande definitieve aanslagen over voorgaande jaren kunnen op basis van de goedkeuring ambtshalve worden verminderd, mits het gezamenlijke verzoek daartoe binnen vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft wordt ingediend.

Pensioenverrekening bij scheiding leidt tot belastingheffing

Pensioenrechten waarop de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS) van toepassing is en

Pensioenrechten waarop de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS) van toepassing is en daarmee verband houdende rechten op nabestaandenpensioen vallen niet in de huwelijksgemeenschap. In de WVPS is geregeld dat bij echtscheiding de tijdens het huwelijk opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen worden verevend, ongeacht het huwelijksgoederenregime. Aanspraken op nabestaandenpensioen worden verevend op grond van de Pensioenwet.


De WVPS kent drie vormen van verevening. De standaardmethode houdt in dat de te verevenen pensioenaanspraken gelijkelijk worden verdeeld. In de huwelijkse voorwaarden of in een echtscheidingsconvenant kunnen partijen hiervan afwijken. De derde methode is om de aanspraak op het deel van het ouderdomspensioen en de aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen om te zetten in een eigen aanspraak op ouderdomspensioen. Het deel van het ouderdomspensioen dat wordt omgezet, hoeft niet noodzakelijkerwijs de helft van het te verevenen ouderdomspensioen te zijn. De verevening van pensioenrechten bij scheiding leidt niet tot heffing van inkomstenbelasting.


In het kader van een echtscheiding werd niet alleen het tot de huwelijksgemeenschap behorende vermogen verdeeld, maar ook het gezamenlijke pensioenvermogen. De uitkomst daarvan was dat beide ex-echtgenoten een vergelijkbaar vermogen toebedeeld kregen. Omdat de voormalige echtelijke woning werd toebedeeld aan de vrouw, werd de man gecompenseerd door toebedeling van een hoger aandeel in de pensioenrechten en een lijfrentepolis. Wanneer bij de verevening van de pensioenrechten door te kiezen voor een afwijkende verdeling de vereveningspercentages afwijken van de standaardverdeling bij helfte, vormt dat geen aanleiding tot een correctie bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Alleen wanneer de ex-echtgenoten hebben afgezien van toepassing van de WVPS kunnen de pensioenrechten worden ingezet bij een ruil van vermogensbestanddelen bij de boedelverdeling.


In dit geval hadden de ex-echtgenoten niet afgezien van toepassing van de WVPS. Desondanks heeft de ex-echtgenote een deel van haar pensioenaanspraken afgestaan in ruil voor de toebedeling van het woonhuis. Volgens Hof Den Bosch is daarmee feitelijk een situatie gecreëerd waarin pensioenaanspraken, die civielrechtelijk geen deel uitmaken van de huwelijksgemeenschap, worden uitgeruild met een vermogensbestanddeel dat daartoe wel heeft behoord. Dat is een vorm van pensioenverrekening, omdat daarmee de uitgangspunten van de WVPS worden verlaten. Het bedrag van het verrekende pensioen werd bij de ex-echtgenote belast.