Investeringsaftrek 2019

De regeling van de investeringsaftrek is bedoeld om investeringen door ondernemers in bedrijfsmiddelen te

De regeling van de investeringsaftrek is bedoeld om investeringen door ondernemers in bedrijfsmiddelen te bevorderen. Er zijn drie vormen van investeringsaftrek:



  • kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA);

  • energie-investeringsaftrek (EIA) en

  • milieu-investeringsaftrek (MIA).

KIA
Voor investeringen in bedrijfsmiddelen kan KIA worden genoten indien het totale investeringsbedrag in 2019 ligt tussen € 2.300 en € 318.449. Er geldt een minimumbedrag per bedrijfsmiddel van € 450. Vanaf een investeringsbedrag van € 2.300 bedraagt de investeringsaftrek 28% van het investeringsbedrag. De maximale KIA bedraagt € 16.051. Dit bedrag wordt bereikt bij een investeringsbedrag tussen € 57.321 en € 106.150. Bij een hoger investeringsbedrag dan € 106.150 daalt de KIA met 7,56% van het meerdere, totdat deze nihil bedraagt bij een investeringsbedrag van € 318.449.


EIA
Het tarief van de EIA voor investeringen in energiebesparende bedrijfsmiddelen bedraagt in 2019 45% van het investeringsbedrag. De lijst met bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor EIA is aangepast. Het maximale investeringsbedrag waarover aftrek wordt verleend bedraagt € 122 miljoen. Voor het recht op EIA moet het investeringsbedrag per bedrijfsmiddel ten minste € 2.500 bedragen. Een overzicht van de voor EIA kwalificerende bedrijfsmiddelen is te vinden op de website van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland.


MIA
De tarieven van de MIA voor investeringen in bedrijfsmiddelen die zijn aangewezen als milieu-investeringen zijn niet gewijzigd. De lijst met bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor MIA is wel aangepast. De MIA bedraagt voor investeringen:



  • in categorie I 36,0%;

  • in categorie II 27,0%;

  • in categorie III 13,5%.

Voor het recht op MIA moet het investeringsbedrag per bedrijfsmiddel ten minste € 2.500 bedragen. Er geldt een maximumbedrag van € 25 miljoen waarover MIA wordt verleend.


Vamil
In aanvulling op de MIA geldt voor milieu-investeringen de Vamilregeling. Deze regeling staat vervroegde afschrijving toe op milieu-investeringen tot 75% van de aanschafwaarde. De resterende 25% moet regulier worden afgeschreven.


Een overzicht van de voor MIA/Vamil kwalificerende bedrijfsmiddelen is te vinden op de website van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland.

Wijzigingen inkomstenbelasting 2019 voor particulieren

Eigen woningHet eigenwoningforfait voor woningen met een WOZ-waarde tussen € 75.000 en € 1.080.000

Eigen woning
Het eigenwoningforfait voor woningen met een WOZ-waarde tussen € 75.000 en € 1.080.000 bedraagt in 2019 0,65% van de waarde. Voor het deel van de WOZ-waarde boven € 1.080.000 geldt een verhoogd eigenwoningforfait van 2,35%. Aftrek van betaalde hypotheekrente in de vierde tariefschijf gaat tegen 49% in plaats van tegen het tabeltarief van 51,75%. Het percentage waartegen aftrek in de vierde tariefschijf wordt verleend daalt ieder jaar met 0,5%.


De rente in een uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW) is onbelast als de uitkering in 2019 niet meer bedraagt dan € 166.000. De vrijstelling voor de KEW geldt alleen voor op 1 januari 2013 bestaande verzekeringen die voldoen aan alle voorwaarden.


De maximale vrijstelling voor kamerverhuur bedraagt in 2019 € 5.367.


Premies lijfrenteverzekeringen
Betaalde premies voor lijfrenteverzekeringen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Voor iemand die op 1 januari de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt bedraagt de aftrekbare premie, dat is de jaarruimte, in 2019 13,3% van de premiegrondslag. De jaarruimte is maximaal € 12.678. De jaarruimte wordt verminderd met de opbouw van pensioenaanspraken en dotaties aan de oudedagsreserve.


Wie in de voorgaande zeven jaar de jaarruimte niet of niet geheel heeft benut, kan gebruik maken van een aanvullende aftrek. Deze reserveringsruimte bedraagt 17% van de premiegrondslag in het jaar van aftrek. Er geldt een maximum van € 7.254. Voor wie aan het begin van het kalenderjaar maximaal tien jaar jonger is dan de AOW-leeftijd wordt dit maximum verhoogd tot € 14.322. De premiegrondslag is het totaal van de winst uit onderneming, het resultaat uit werkzaamheden en het inkomen uit arbeid in het vorige jaar, met een maximum van € 107.593 en verminderd met de franchise ter grootte van € 12.275.


Voor tijdelijke oudedagslijfrenten geldt als voorwaarde voor aftrekbaarheid van de premie dat het bedrag van de jaarlijkse uitkering niet hoger mag zijn dan € 21.741. De uitkeringen mogen niet eerder ingaan dan in het jaar waarin men de AOW-leeftijd bereikt.


Box 3
In box 3 wordt belasting geheven tegen een tarief van 30% over de grondslag voor sparen en beleggen. Dat is het vermogen in box 3 verminderd met de vrijstelling.
























Deel grondslag sparen en beleggen Spaardeel 0,13% Beleggingsdeel 5,60% Forfaitair rendement
Tot en met € 71.650 67% 33% 1,94%
Van € 71.650 tot en met € 989.736 21% 79% 4,45%
Vanaf € 989.736 0% 100% 5,60%

in box 3 van € 30.360 per persoon. Schulden komen tot een bedrag van € 3.100 per persoon niet in mindering op de grondslag voor sparen en beleggen.

Bedragen kindregelingen 2019

KinderbijslagMet ingang van 1 januari 2019 gelden de volgende bedragen per kind per

Kinderbijslag
Met ingang van 1 januari 2019 gelden de volgende bedragen per kind per kwartaal.
















Leeftijd kind Bedrag
0 t/m 5 jaar € 219,97
6 t/m 11 jaar € 267,10
12 t/m 17 jaar   € 314,24



Kinderopvang
De maximum uurprijzen voor dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang voor 2019 zijn als volgt:



  • dagopvang € 8,02;

  • buitenschoolse opvang € 6,89;

  • gastouderopvang € 6,15.

Kindgebonden budget
Voor het kindgebonden budget gelden de volgende bedragen op jaarbasis.



















Aantal kinderen Inkomen tot € 20.941
1 € 1.166
2 € 2.155
3 € 2.447
4 € 2.739

Voor ieder volgend kind wordt het kindgebonden budget verhoogd met € 292. Verder geldt een verhoging van het kindgebonden budget voor 12- tot 15-jarigen van € 239 per jaar. De verhoging voor 16- en 17-jarigen is € 427 per jaar. Voor een alleenstaande ouder wordt het kindgebonden budget verhoogd met € 3.139. Het recht op kindgebonden budget vervalt als het vermogen in box 3 op 1 januari groter is dan € 114.776 voor een alleenstaande en € 145.136 voor partners. Bij een inkomen hoger dan € 20.941 daalt het kindgebonden budget met 6,75% van het meerdere inkomen.

Zwarte lijst laagbelastende landen

Nederland heeft een lijst van laagbelastende landen samengesteld, die wordt gebruikt bij nieuwe

Nederland heeft een lijst van laagbelastende landen samengesteld, die wordt gebruikt bij nieuwe maatregelen tegen belastingontwijking. De lijst bevat 21 landen en is gepubliceerd in de Staatscourant.


Naast de vijf landen van de zwarte lijst van de Europese Unie heeft Nederland landen opgenomen zonder winstbelasting of met een winstbelasting met een tarief van minder dan 9%. De lijst bevat de volgende landen: Amerikaans Samoa, de Amerikaanse Maagdeneilanden, Anguilla, de Bahama’s, Bahrein, Belize, Bermuda, de Britse Maagdeneilanden, Guam, Guernsey, Isle of Man, Jersey, de Kaaimaneilanden, Koeweit, Qatar, Samoa, Saudi-Arabië, Trinidad en Tobago, de Turks- en Caicoseilanden, Vanuatu en de Verenigde Arabische Emiraten.


De lijst wordt gebruikt bij de aanvullende controlled foreign company (CFC)-maatregel, die per 1 januari 2019 is ingegaan. Deze maatregel moet voorkomen dat bedrijven belasting ontwijken door mobiele activa te verschuiven naar een laagbelastend land.
De lijst wordt daarnaast gebruikt bij de nog in te voeren conditionele bronbelasting op rente en royalty’s. Bedrijven die zijn gevestigd in een van de landen op de Nederlandse lijst zullen met ingang van 2021 een belasting van 20,5% betalen over de rente en royalty’s die zij uit Nederland ontvangen.
De Belastingdienst geeft geen nieuwe rulings af over transacties met bedrijven die gevestigd zijn in een van de landen op de lijst.

Nieuw beleidsbesluit vouchers

In verband met de gewijzigde regelgeving rond vouchers in de omzetbelasting heeft de staatssecretaris

In verband met de gewijzigde regelgeving rond vouchers in de omzetbelasting heeft de staatssecretaris nieuwe beleidsregels voor vouchers gepubliceerd in een besluit. Het nieuwe besluit vervangt eerdere besluiten die betrekking hebben op de artikelen 20 en 21 van het uitvoeringsbesluit omzetbelasting en op telefoonkaarten en cadeaubonnen.


Onderscheid wordt gemaakt tussen vouchers, waardebonnen en zegels als instrumenten die ondernemers kunnen gebruiken om de verkoop van goederen en diensten te stimuleren of om de betaling voor goederen en diensten te vergemakkelijken.


Een voucher wordt omschreven als een instrument ten aanzien waarvan de verplichting bestaat om het als tegenprestatie voor een levering of dienst te aanvaarden. De te verrichten levering of dienst of de identiteit van de verrichter ervan staan vermeld op de voucher of in de bijbehorende documentatie. Dat geldt ook voor de voorwaarden voor het gebruik van de voucher.


Een waardebon wordt omschreven als een bij goederen of diensten eventueel tegen bijbetaling verstrekt instrument dat met bijbetaling ingewisseld kan worden tegen goederen of diensten.


Een zegel is een bij goederen of diensten gratis verstrekt instrument dat ingewisseld kan worden tegen geld. Een koopzegel is een bij goederen of diensten tegen betaling verstrekt instrument dat ingewisseld kan worden tegen geld.

Wijzigingen loonbelasting

In de loonbelasting zijn per 1 januari 2019 enkele zaken gewijzigd.
Privégebruik autoWerknemers met een

In de loonbelasting zijn per 1 januari 2019 enkele zaken gewijzigd.


Privégebruik auto
Werknemers met een auto van de zaak, die zij ook privé mogen gebruiken, worden geconfronteerd met een bijtelling bij hun salaris. De bijtelling is een percentage van de cataloguswaarde van de auto inclusief omzetbelasting. Bepalend voor de hoogte van het percentage van de bijtelling zijn de CO2-uitstoot en de datum van eerste toelating op de weg van de auto. Voor in 2019 nieuw toegelaten auto’s zonder CO2-uitstoot geldt een verlaagde bijtelling van 4% over de eerste € 50.000. Voor zover de catalogusprijs hoger is dan € 50.000 geldt de reguliere bijtelling van 22%. In alle andere gevallen bedraagt de bijtelling 22%.


Tot en met 2016 golden nog verschillende verlaagde percentages. Deze verlaagde percentages en uitstootgrenzen gelden gedurende maximaal 60 maanden. Auto’s van voor 2017, waarvoor een verlaagd bijtellingspercentage geldt, vallen na de periode van 60 maanden onder de destijds geldende standaardbijtelling van 25% en niet onder het huidige algemene percentage van 22. Voor auto’s zonder CO2-uitstoot van voor 2017 geldt na het verstrijken van de 60-maandstermijn een verlaagde bijtelling van 7% over de eerste € 50.000 van de catalogusprijs en van 25% over het meerdere.


30%-regeling
Voor uit het buitenland afkomstige werknemers met een bijzondere deskundigheid geldt onder bepaalde voorwaarden een belastingvrije vergoeding van 30% van de totale bruto beloning. Om aan te tonen dat een werknemer beschikt over een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is, geldt een salarisnorm. Voor 2019 is het normbedrag vastgesteld op € 37.743. Voor werknemers die jonger zijn dan 30 jaar en beschikken over een afgeronde masteropleiding geldt een verlaagde salarisnorm van € 28.690.
De 30%-regeling kent sinds 1 januari 2019 een maximale looptijd van vijf jaar. De verkorting van de looptijd geldt met ingang van 2021 ook voor bestaande gevallen. Van 2012 tot en met 2018 was de maximale looptijd acht jaar. Tot en met 2011 was de looptijd maximaal tien jaar.


Vrijwilligersregeling
Aan vrijwilligers kan in 2019 een vrijgestelde vergoeding worden betaald van maximaal € 170 per maand en € 1.700 per jaar.


Kraamverlof en partnerverlof
Een werknemer heeft na de bevalling van zijn partner recht op vijf werkdagen doorbetaald kraamverlof. De werknemer kan het verlof meteen opnemen of in de eerste vier weken na de bevalling.