Maatregelen inkomstenbelasting

Het Belastingplan bevat maatregelen in box 1 van de inkomstenbelasting die moeten bijdragen aan

Het Belastingplan bevat maatregelen in box 1 van de inkomstenbelasting die moeten bijdragen aan verbetering van de koopkracht en die het lonender moeten maken om (meer) te werken. Het gaat onder andere om:



  • stappen naar het invoeren van een tweeschijvenstelsel;

  • het verhogen van de maximale algemene heffingskorting;

  • het verhogen van de maximale arbeidskorting;

  • de versnelde afbouw van het aftrektarief waartegen aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning in aanmerking worden genomen;

  • de afbouw van het aftrektarief voor een aantal andere grondslagverminderende posten; en

  • het anders vormgeven van de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

Tarieven box 1
De tarieven in box 1 van de inkomstenbelasting wijzigen. Het tarief in de eerste schijf gaat van 36,55% naar 36,65%. Het tarief in de tweede en derde schijf gaat omlaag van 40,85% naar 38,1%. Voor mensen boven de AOW-leeftijd gaat het tarief in de tweede schijf van 22,95% naar 20,2%. Het tarief in de vierde schijf daalt naar 51,75%. De bovengrens van de derde schijf wordt niet verlengd, waardoor het tarief in de vierde schijf net als in 2018 geldt voor een inkomen boven € 68.507.


Heffingskortingen
De heffingskortingen worden eveneens veranderd. Het maximum van de algemene heffingskorting gaat van € 2.265 naar € 2.477 in 2019. Zodra het inkomen de tweede schijf heeft bereikt daalt de heffingskorting sneller dan nu, namelijk met 5,147%. De arbeidskorting gaat omhoog van maximaal € 3.249 naar maximaal € 3.399. Ook hier geldt dat de afbouw sneller gaat, namelijk met 6% vanaf een inkomen van € 34.060. Het hoge bedrag van de ouderenkorting gaat van € 1.418 naar € 1.596.


ZW-uitkering en arbeidskorting en IACK
Voorgesteld wordt om per 2020 de ZW-uitkering niet mee te laten tellen voor de hoogte van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Het voorstel geldt voor nieuwe uitkeringsgerechtigden die geen werk hebben.


Tariefmaatregel aftrekposten
Met ingang van 1 januari 2020 gaat het tarief waartegen aftrekbare kosten voor een eigen woning in aanmerking worden genomen versneld omlaag. Nu is dat 0,5% per jaar, maar dat gaat naar 3% per jaar. In 2023 geldt dan als aftrektarief het tarief van de eerste schijf (dan 37,05%). Dit geldt ook voor de volgende posten:



  • de ondernemersaftrek, bestaande uit de zelfstandigenaftrek, de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk, de meewerkaftrek, de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid en de stakingsaftrek;

  • de MKB-winstvrijstelling, mits het gezamenlijke bedrag van de met de ondernemersaftrek verminderde winst positief is;

  • de terbeschikkingstellingsvrijstelling, mits het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit werkzaamheden positief is;

  • de persoonsgebonden aftrek, bestaande uit onderhoudsverplichtingen, specifieke zorgkosten, weekenduitgaven voor gehandicapten, scholingsuitgaven, uitgaven voor monumentenpanden, giften, persoonsgebonden aftrek van voorgaande jaren en verliezen op beleggingen in durfkapitaal.

De opbrengst wordt gebruikt voor een verlaging van het eigenwoningforfait. Voor woningen met een eigenwoningwaarde van meer dan € 75.000 gaat het forfait in de jaren 2021 tot en met 2023 steeds met 0,05% omlaag.


Verlaging EIA
Naar aanleiding van de in 2018 uitgevoerde evaluatie van de energie-investeringsaftrek (EIA) wordt voorgesteld de aftrek te verlagen van 54,5 naar 45%.


Tarief box 2
In het regeerakkoord is een verhoging van het tarief van box 2 van 25 naar 28,5% aangekondigd. Omdat in verband met de afschaffing van de dividendbelasting de tarieven in de vennootschapsbelasting minder dalen dan was aangekondigd, wordt de verhoging van het tarief in box 2 beperkt tot 26,9% met ingang van 2021. Daarop vooruitlopend wordt het tarief met ingang van 2020 verhoogd naar 26,25%.


Verliesverrekening box 2
De voorwaartse verliesverrekening in box 2 wordt verkort van negen naar zes jaar.


Aankondiging rekening-courantmaatregel
Het kabinet kondigt een maatregel aan die het excessief lenen door een dga van zijn eigen bv tegengaat. Veel dga’s nemen grote bedragen op in rekening-courant met de bv. De Belastingdienst treedt hiertegen op door te stellen dat sprake is van een uitdeling van winst. Dat is voor de Belastingdienst bewerkelijk en tijdrovend. Daarom wil het kabinet de schulden boven een bedrag van € 500.000 aanmerken als inkomen uit aanmerkelijk belang. De aangekondigde maatregel moet op 1 januari 2022 in werking treden. Er komt een overgangsmaatregel voor bestaande eigenwoningschulden aan de eigen bv. Door de vroege aankondiging van de maatregel krijgen dga’s ruim drie jaar de tijd om hun schulden aan de bv te verlagen tot maximaal € 500.000. In 2019 kan dat nog door een dividenduitkering tegen het huidige box 2-tarief van 25% die wordt gebruikt voor de aflossing.

Prinsjesdag 2018

Op Prinsjesdag 2018 heeft het kabinet Rutte III zijn eerste eigen Belastingplan gepresenteerd. Waar we

Op Prinsjesdag 2018 heeft het kabinet Rutte III zijn eerste eigen Belastingplan gepresenteerd. Waar we vorig jaar vanwege de demissionaire status van Rutte II werden geconfronteerd met een mager Belastingplan, is dit jaar flink uitgepakt. Het Belastingplan 2019 bestaat namelijk uit zeven wetsvoorstellen. Naast het eigenlijke Belastingplan en het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen (OFM) 2019 zijn dat:



  • het wetsvoorstel Wet bronbelasting 2020;

  • het wetsvoorstel Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019;

  • het wetsvoorstel Wet implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel;

  • het wetsvoorstel Wet modernisering kleineondernemersregeling; en

  • het wetsvoorstel Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen.

Het Belastingplan 2019 bevat de maatregelen die per 1 januari 2019 budgettair effect hebben. Het wetsvoorstel OFM 2019 bevat maatregelen die geen budgettaire gevolgen hebben. Veel van de daarin opgenomen maatregelen zijn een reactie op jurisprudentie, gericht op de bestrijding van misbruik of een gevolg van Europese regelgeving. Tegelijk met het Belastingplan is het wetsvoorstel implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking ATAD 1 ingediend. Dit wetsvoorstel is geen onderdeel van het pakket Belastingplan, maar hangt wel samen met in het Belastingplan genomen maatregelen.


Let op! Het gaat om voorstellen die nog door de Tweede en Eerste Kamer behandeld moeten worden voordat ze in werking treden. Het is dus goed mogelijk dat er wijzigingen worden aangebracht in de voorstellen zoals ze er nu liggen.

Planning Financiën voor restant 2018

De minister van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer de planning voor de laatste maanden van

De minister van Financiën heeft in een brief aan de Tweede Kamer de planning voor de laatste maanden van 2018 gegeven. Het gaat om wetsvoorstellen, brieven en rapportages die de staatssecretaris en de minister van plan zijn naar de Kamer te sturen.


Naast verwachte zaken als de wetsvoorstellen die gezamenlijk het Belastingplan 2019 vormen gaat het onder meer om de kabinetsreactie over belastingheffing in box 3 op basis van werkelijk rendement in september, een evaluatie van de middelingsregeling in de inkomstenbelasting in oktober, een brief over de deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA) en een rapportage over de herziening van de rulingpraktijk in november. Voor december vermeldt de planning een evaluatie van regelingen in de overdrachtsbelasting en een brief over de uitkomsten van het onderzoek van de commissie van deskundigen naar het gebruik van het BSN in het btw-identificatienummer.

Hoe lang mag inspecteur wachten met opvragen bewijsstukken?

De betaalde rente over de eigenwoningschuld is aftrekbaar in box 1 van de inkomstenbelasting. De

De betaalde rente over de eigenwoningschuld is aftrekbaar in box 1 van de inkomstenbelasting. De eigenwoningschuld omvat alle schulden die zijn aangegaan voor de aankoop van de eigen woning verminderd met het bedrag van de eigenwoningreserve. De eigenwoningschuld wordt verhoogd met de schulden die zijn aangegaan voor verbetering of onderhoud van de woning. De eigenaar van de woning moet de kosten van verbetering en onderhoud kunnen bewijzen met schriftelijke stukken. Zonder bewijzen mag de inspecteur de aftrek van rente weigeren.


De vraag in een procedure was tot wanneer de inspecteur mag vragen om bewijzen van een verbouwing. De inspecteur had in 2013 gevraagd om schriftelijke bescheiden die betrekking hadden op kosten van een verbouwing die in 2007 had plaatsgevonden. Dat gebeurde bij de behandeling van de aangifte inkomstenbelasting over 2010. De aangiften van de jaren 2007 tot en met 2009 waren steeds zonder correctie in verband met de verhoging van de hypothecaire schuld gevolgd. Ook de aanslagen over 2013, 2014 en 2015 werden opgelegd conform de aangiften op basis van de hypotheekschuld inclusief de verhoging van 2007.


Volgens Hof Den Bosch komt er een moment waarop de inspecteur niet meer om bewijs mag vragen omdat hij daar te lang mee heeft gewacht. Het hof baseert dat op een conclusie van de A-G voor een arrest van de Hoge Raad uit 2007. Hoewel van een belastingplichtige zorgvuldigheid mag worden gevraagd bij het bewaren van bewijsstukken voor door hem geclaimde aftrekposten, bestaat er in de privésfeer geen bewaarplicht, zoals deze voor ondernemers geldt. De A-G meent dat na het verstrijken van de navorderingstermijn over het jaar waarin de verbetering of het onderhoud van de eigen woning heeft plaatsgevonden, het recht om bewijs te vragen vervalt. Het hof heeft zich bij dit standpunt aangesloten. Omdat navordering over 2007 niet meer mogelijk was in 2013, mocht de inspecteur niet vragen naar bewijsstukken die betrekking hadden op zaken die in dat jaar hebben plaatsgevonden.

Inspecteur stelt dubieuze rit met bestelauto te laat ter discussie

Bij het loon van een werknemer moet in beginsel een bijtelling plaatsvinden voor het voordeel dat hij

Bij het loon van een werknemer moet in beginsel een bijtelling plaatsvinden voor het voordeel dat hij heeft van het privégebruik van een auto van de zaak. Dat geldt niet alleen voor een personenauto van de zaak, maar ook voor een bestelauto. Er hoeft geen bijtelling plaats te vinden voor een bestelauto die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is voor het vervoer van goederen.


Met ingang van 1 januari 2012 is de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik van een bestelauto ingevoerd. Na afgifte van een dergelijke verklaring houdt de werkgever geen rekening met een bijtelling voor privégebruik van de bestelauto door de werknemer. De inspecteur kan, als hij vermoedt dat een rit voor privédoeleinden is gemaakt, de werkgever en de werknemer vragen om bewijs dat de betreffende rit zakelijk was. Is dat bewijs er niet, dan wordt de bestelauto geacht op kalenderjaarbasis voor meer dan 500 kilometer privé te worden gebruikt en wordt de verschuldigde loonbelasting nageheven van de werknemer. De werknemer kan de verklaring uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto intrekken. Doet hij dat voordat hij de bestelauto ook privé heeft gebruikt, dan wordt de bestelauto tot het moment van de intrekking geacht wel voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld maar niet voor privédoeleinden te zijn gebruikt.


Bij de behandeling van de aangifte inkomstenbelasting 2013 vroeg de inspecteur in december 2015 naar een tweetal ritten van de werknemer naar het gerechtshof in 2013 en 2014. Naar de mening van de inspecteur ging het om privéritten. Om die reden wilde hij de aangegeven inkomens over de jaren 2013 en 2014 corrigeren met het bedrag aan bijtelling van de bestelauto. De werknemer had in eerdere jaren geprocedeerd over de bijtelling voor privégebruik van de bestelauto. Hij meende dat wegens zijn oproepbaarheid alle ritten, ook die met een privékarakter, zakelijk waren. Daarnaast stelde hij zich op het standpunt dat de bestelauto door aard en inrichting uitsluitend geschikt was voor het vervoer van goederen. Dat is een reden om geen bijtelling te hoeven toepassen. De ritten in 2013 en 2014 naar het gerechtshof waren gemaakt in verband met de procedures over de bijtelling over oudere jaren. De werknemer wilde zo nodig de auto aan het hof kunnen tonen.
In de procedure over het jaar 2013 merkte Hof Amsterdam op dat een correctie wegens (gesteld) privégebruik van een bestelauto bij een niet ingetrokken verklaring uitsluitend zakelijk gebruik moet plaatsvinden door middel van naheffing van loonbelasting van de werknemer. Die correctie moet plaatsvinden naar aanleiding van een constatering van privégebruik “in de actualiteit”. Dat houdt in dat de inspecteur de werknemer en de werkgever binnen een redelijke termijn bevraagt over een geconstateerde “dubieuze rit”. Die redelijke termijn was in dit geval al lang verstreken, aangezien de inspecteur de rit met de bestelauto naar het gerechtshof van 27 februari 2013 pas bij brief van 15 december 2015 ter discussie heeft gesteld. Andere dubieuze ritten heeft de inspecteur niet geconstateerd. Volgens het hof past het niet binnen de wettelijke systematiek om de bijtelling van het privégebruik in de inkomstenbelasting plaats te laten vinden zonder dat dit privégebruik in het betreffende kalenderjaar in de heffing van loonbelasting is betrokken.

Niet alle bezwaarschriften vermogensrendementheffing vallen onder massaal bezwaar

De staatssecretaris van Financiën heeft bezwaarschriften tegen de vermogensrendementheffing in de aanslag

De staatssecretaris van Financiën heeft bezwaarschriften tegen de vermogensrendementheffing in de aanslag inkomstenbelasting 2017 aangemerkt als massaal bezwaar. Dat geldt slechts voor zover het gaat om de vraag of de belastingheffing in box 3 op regelniveau een inbreuk vormt op het recht op het ongestoorde bezit van eigendom. Veel bezwaarmakers hebben daarnaast in hun bezwaarschrift aangegeven dat de heffing in box 3 voor hen een individuele buitensporige last vormt. Dat heeft gevolgen voor de behandeling van het bezwaar, aangezien dat laatste punt niet onder de aanwijzing massaal bezwaar valt en daar ook niet onder kan vallen omdat het om een individuele klacht gaat. Op dit punt zullen de bezwaarschriften dus individueel worden afgedaan en zal de betrokkene desgewenst zelf een procedure bij de rechtbank moeten voeren.


De staatssecretaris heeft nu gezegd dat aan iedere belastingplichtige, die zich in het bezwaarschrift heeft beroepen op een individuele buitensporige last, een brief zal worden gestuurd waarin wordt meegedeeld dat de behandeling van het bezwaar wordt gesplitst en deels individueel wordt behandeld. Ook op de website van de Belastingdienst wordt een toelichting op de behandeling van de bezwaarschriften geplaatst.

Concept subsidieregeling woonhuis-rijksmonumenten

Per 1 januari 2019 wordt de aftrekbaarheid van onderhoudskosten voor monumentenpanden vervangen door een

Per 1 januari 2019 wordt de aftrekbaarheid van onderhoudskosten voor monumentenpanden vervangen door een subsidieregeling. De subsidieregeling komt ten laste van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De minister van OCW heeft een concept beleidskader voor de subsidieregeling voor de instandhouding van woonhuizen die als rijksmonument zijn aangewezen gepubliceerd.


De subsidie bedraagt 35% van de subsidiabele kosten. Om voor subsidie in aanmerking te komen moeten de subsidiabele kosten € 1.000 of meer bedragen. Bij overschrijding van het subsidieplafond van € 40 miljoen wordt het subsidiepercentage verlaagd. Wanneer het beschikbare bedrag in een jaar niet wordt opgemaakt, wordt het restant toegevoegd aan de subsidiepot voor het volgende jaar.


Voor subsidie komen de kosten in aanmerking die zijn gemaakt voor werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen voor de instandhouding van het rijksmonument. Voor de omschrijving van de subsidiabele werkzaamheden wordt aangesloten bij de bijlage van de Subsidieregeling instandhouding monumenten, de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten. De kosten van arbeidsuren van de eigenaar of een vrijwilliger zijn niet subsidiabel.


De subsidie kan worden aangevraagd door particuliere eigenaren die bewoner zijn van een rijksmonument. Het gaat dan om een natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijf heeft in een (gedeelte van een) rijksmonument dat zijn eigendom is of waarop hij een zakelijk recht heeft. De regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De Stichting Nationaal Restauratiefonds verzorgt de uitbetaling van de subsidie. Een aanvraag moet worden ingediend in de periode van 1 maart tot en met 30 april van het kalenderjaar na het jaar waarin de kosten zijn gemaakt. Uit de factuur moet blijken in welk jaar de werkzaamheden zijn uitgevoerd.


Per jaar kan per eigenaar-bewoner ten hoogste één aanvraag worden ingediend.


Bij aanvragen die betrekking hebben op meer dan € 70.000 aan kosten moet een inspectierapport worden gevoegd. Het inspectierapport moet een adequate beschrijving bevatten van de staat van het rijksmonument voorafgaand aan de werkzaamheden waarvoor subsidie wordt aangevraagd en mag op het moment van de aanvraag niet ouder zijn dan vier jaar.

Kamervragen lage-inkomensvoordeel

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft Kamervragen over het lage-inkomensvoordeel

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft Kamervragen over het lage-inkomensvoordeel beantwoord. De vragensteller bestempelt de regeling als “Primarkpremie”. De vragen zijn gesteld naar aanleiding van een bericht van de FNV dat bedrijven de lonen met opzet laag houden om van het lage-inkomensvoordeel te profiteren. De minister heeft geen signalen ontvangen die de stelling van de FNV onderschrijven. In het eerste halfjaar van 2018 zijn de cao-lonen 1,8% gestegen. De uurloongrenzen van het lage-inkomensvoordeel worden ieder jaar aangepast aan de gemiddelde contractloonstijging van het minimumloon. Een onderzoek door bijvoorbeeld het Centraal Planbureau naar de mate waarin de regeling de loonontwikkeling aan de onderkant van de arbeidsmarkt afremt acht de minister prematuur, gezien de korte tijd waarin de regeling van kracht is.


Uit een aan de Tweede Kamer verstrekt overzicht blijkt dat de sectoren horeca en detailhandel de grootste ontvangers van het lage-inkomensvoordeel zijn. De minister is niet bereid om informatie op werkgeversniveau te verstrekken.
De minister benadrukt dat de omvang en de winstgevendheid van een bedrijf geen criteria zijn voor de toekenning van het lage-inkomensvoordeel. De regeling is bedoeld als een gerichte lastenverlichting aan de onderkant van de arbeidsmarkt om het voor werkgevers aantrekkelijk te maken om mensen die tussen 100% en 125% van het minimumloon verdienen aan te nemen en in dienst te houden. De lasten op arbeid zijn lager en de kansen op werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt nemen daardoor toe zonder dat dit ten koste gaat van de inkomenszekerheid van werknemers.

Internetconsultatie rulingpraktijk

De zogenaamde rulingpraktijk van de Belastingdienst staat al geruime tijd ter discussie. Een ruling is

De zogenaamde rulingpraktijk van de Belastingdienst staat al geruime tijd ter discussie. Een ruling is een afspraak tussen de Belastingdienst en een belastingplichtige waarin, voordat de aangifte is ingediend, zekerheid vooraf wordt gegeven over de fiscale gevolgen van bepaalde rechtshandelingen. De staatssecretaris van Financiën heeft in februari 2018 aangekondigd dat hij de internationale rulingpraktijk wil herzien. In dat licht heeft hij nu een internetconsultatie geopend waarin betrokkenen worden uitgenodigd om mee te denken over de toekomst van de rulingpraktijk. Dat kan tot en met 20 september aanstaande. Een van de vragen die spelen bij de herziening is of wel zekerheid vooraf moet worden gegeven aan bedrijven die een beperkte bijdrage leveren aan de reële economie. Er is als bijlage bij de consultatie een werkdocument gepubliceerd waarin de kaders en uitgangspunten van de herziening en de huidige rulingpraktijk zijn beschreven.


De staatssecretaris heeft de volgende vragen geformuleerd:



  1. Aan welke eisen moeten een belastingplichtige voldoen om zekerheid vooraf te krijgen?

  2. Over welke structuren moet de Belastingdienst zekerheid vooraf geven (en in welke situaties niet)?

  3. Hoe kan het proces van afgifte van rulings het best worden ingericht?

  4. Hoe kan de transparantie van de rulingpraktijk worden vormgegeven?

De staatssecretaris zal de Tweede Kamer tegen het einde van het jaar informeren over de plannen voor de vormgeving van de rulingpraktijk.

Vaste kracht ten onrechte ontslagen

Het Burgerlijk Wetboek geeft de werknemer de mogelijkheid om de kantonrechter te vragen om herstel van de

Het Burgerlijk Wetboek geeft de werknemer de mogelijkheid om de kantonrechter te vragen om herstel van de arbeidsovereenkomst na de opzegging met toestemming van het UWV. De kantonrechter moet aan de hand van de Ontslagregeling toetsen of de beslissing van de werkgever noodzakelijk is in het belang van een doelmatige bedrijfsvoering en of mogelijkheden tot herplaatsing in een passende functie ontbreken.


Een ontslagen werknemer voerde als grondslag voor zijn verzoek om herstel van de arbeidsovereenkomst aan dat het UWV de ontslagvergunning had moeten weigeren omdat er geen noodzaak voor het laten vervallen van arbeidsplaatsen was. De werkgever heeft volgens de werknemer de alternatieven voor zijn ontslag onvoldoende onderzocht. Het UWV had de ontslagvergunning niet mogen verlenen omdat de werkgever eerst de relatie met uitzendkrachten met een uitwisselbare functie had moeten beëindigen. Dat staat met zoveel woorden in de wet. Wel dienen volgens de toelichting bij de Ontslagregeling functies met een “duidelijk tijdelijk karakter” buiten beschouwing te worden gelaten bij de beoordeling van de uitwisselbaarheid van functies. Het gaat dan om kortdurende werkzaamheden voor het opvangen van pieken in de productie of bij vervanging wegens ziekte of vakantie.


In deze casus betrof het uitzendkrachten die voor langere tijd werden ingehuurd. De kantonrechter merkte dat aan als een structurele bezetting van formatieplaatsen. De kantonrechter was van oordeel dat het UWV de ontslagvergunning had moeten weigeren wegens het voortzetten van de inleenovereenkomsten met de uitzendkrachten door de werkgever. De kantonrechter heeft het verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst toegewezen.